Vertalingen Écrits intimes. Elsa Triolet.-3-

 

dagboek 1938-1939

 

11 september 

 

Ik vraag me af wat een alleenstaande en nette vrouw, en zelfs alleenstaand omdát zij een nette vrouw is, met zichzelf kan aanvangen op een zondagmiddag, in Parijs en met mooi weer ? Maar trouwens, mooi of niet mooi …

Ik ben meteen, om half drie, naar de Tuilerieën gegaan. Het was zacht weer en de zon scheen, en het was veel lekkerder dan thuis, dat viel te verwachten. Een brede stenen bank, vol in de zon, in het middenpad, leek me heel aantrekkelijk. Ik kwam zojuist mijn huis uit en was niet moe, maar waar moest ik heen ? Hier waren bomen. Op de bank, een man. Hij had witte sokken, een grijs vest, fil à fil, zeer donker haar, en hij haalde pinda’s uit de zak van zijn jasje en gooide die voor de duiven op de grond. Onderwijzer ? Een provinciaal ? Een buitenlander ? Vijfendertig – veertig jaar oud. Er waren duiven maar ook mussen, en die waren zo mager. Vreemd hoe vogels toch hun eivorm behouden; een ei, een kop en een staart. De man keek niet naar mij, maar ik vormde alweer een mogelijkheid, een avontuurtje misschien. Hij begon pinda’s naar mijn kant te gooien zodat de vogels bij mij zouden komen pikken. Opeens sprong een hond onder de bank vandaan en de vogels vlogen allemaal tegelijk op. En kwamen toen weer terug. Een heel klein kindje dat nog maar net kon staan, met een klein geel pakje aan van gebreide stof en met een wit mutsje op kwam strompelend aangewaggeld en bleef stilstaan voor de voorstelling van de man met de vogels. Het kind wiegde wat heen en weer, niet echt stevig op zijn pootjes. De man vond het niet waard er ook maar enige aandacht aan te schenken alsof het menselijk ras, zelfs in embryonale staat, hem deed walgen. De kleine vertrok weer. De vogels pikten aan mijn voeten. Ik stond ook op en ging ook weg, want de man stond op het punt om me aan te spreken. Hier heb ik niets voor gedaan. Maar is het niet natuurlijker om niets te zeggen ? Ondertussen …

Bij de Tuilerieën is er een hele fijne drankgelegenheid. Ik zag dat je er zelfs kon schrijven. Er zat een meisje zonder hoed op een boek te lezen, en op de tafel lagen “ spullen om te schrijven ”. Verderop is het théâtre de verdure, de mensen druppelden binnen voor de muziek: Carmen! Sommigen kwamen binnen, anderen bleven buiten om de 2 tot 4 frank entree niet te hoeven betalen. Veel mensen alleen, veel vrouwen alleen ook. Maar wat voor vrouwen … triest, triest… En niet knap. Werkende vrouwen, caissières. Er waren er bij die met zijn tweeën of meerderen samen liepen, gevaarlijke roddelaarsters. Verderop – militairen op een bank.

Ik kijk niet naar hen : “ Een twee, een twee ”, zeggen ze. Dat is voor mij. Jammer dan. Twee elegante mannen bij de uitgang. Ze stoppen met praten, geïnteresseerd, een blik van mij en ze zouden me zo volgen. Wat wilt u dat een vrouw alleen in haar eentje kan doen ? Een hele gewone normale vrouw, een beetje aardig en alleen. Uiteraard, ik heb niet zoveel tijd meer, binnenkort houden de mannen en vrouwen zich niet meer met mij bezig dan alsof ik een stuk behangpapier was.

Ik ben verbazingwekkend alleen. Voor een deel komt dat omdat mannen mijn leven zo moeilijk maken. Voor een gedeelte alleen maar … het is vooral vanwege mijn woedeaanvallen, mijn kwaadheid van binnen, dat mijn contacten met mensen niet eenvoudig kunnen zijn. De mensen hebben een hekel aan me omdat zij vinden dat ik teveel heb voor wat ik eigenlijk verdien. Ze zijn kwaad op me door het simpele feit dat ik besta, door mijn ongeluk en mijn geluk, om wat ik denk en hoe ik het denk, ze zijn jaloers op me, de imbecielen. Want ik heb ook wel zoveel meer gekregen dan wat me gelukt is, dat de helft van mijn leven, en nog wel meer zelfs, is mislukt. En de mensen denken dat ik ze expres pest. Gezien de mogelijkheden die ik had zou ik veel meer moeten hebben – geen geluk, want dat is voor niemand verplicht – maar resultaten, die, hoe zal ik het zeggen, creatief zijn ! En dat is een vicieuze cirkel, want als ik dat wel had gehad, als ik dat wel bewezen had ! Dan waren ze nog kwader op me geweest. Ik had beter meer of veel minder moeten hebben, om geen mensen tegen me te hebben! Wat denkt die nietsnut wel niet dat ze is ?

Waarom praat ik nu weer zoveel over mezelf ? Ik zit erg met mijn grote eenzaamheid … Niet zozeer geestelijk, eerder lichamelijk eigenlijk … Oké, goed dan … En toch verveel ik me veel minder dan eerst. Dat komt omdat ik niet meer het gevoel heb dat ieder moment dat er niets gebeurt, dat ik niets verwacht een verloren moment is. Ik ben gekalmeerd, ik maak me niet druk. De tijd verstrijkt. Zonder dat ik die moet doden. Of bijna dan.

15 september

Ik heb niets te zoeken in deze wereld, ik heb niets te maken met deze wereld … Oorlog of geen oorlog. Waar dring ik toch zo op aan ? Trouwens er komt helemaal geen oorlog. Chamberlain gaat onze geallieerden verraden bij Hitler, onder het mom van de zaken te gaan sussen. Die zal hij sussen. En dan te bedenken dat de Tsjechen, wanneer ze iemand bij hun thuis Frans hoorden spreken, geeneens geld wilden aannemen voor wat je kocht, ze gaven je het gewoon cadeau ! Een Fransman, een God - een broer … Een valse broer dus. Wat zal ik nu toch eens van mezelf kunnen maken ? Voordat ik doodga ?