De kunst van het vertalen Elsa Triolet
DE KUNST VAN HET VERTALEN
Schaduwen, reflecties, toevalligheden, wonderen
De ideale omstandigheden voor een poëzievertaling zouden zijn dat een groot dichter ook een groot dichter vertaalt die hij in het origineel gelezen heeft en voor wie hij een passie heeft.
In dat geval zou de vertalende dichter in zijn eigen taal met de mysteries van de poëzie kunnen spelen, met prosodie, syntaxis, rijm en ritme, zoals de vertaalde dichter dat doet in zijn originele werk.
Voor de perfectie van het resultaat zou er, bovendien, nog een soort van cogenialiteit tussen de twee dichters moeten bestaan om de gelijkenis tussen het origineel en de vertaling nog groter te maken.
Maar dan moet de dichter, die op deze manier al in staat is de beste vertaling te kunnen leveren, daarbij ook voldoende gulheid en geduld hebben.
Gelukkig bestaat er tussen grote dichters in verschillende talen een bepaalde vorm van medeplichtigheid en zelfs iets als een soort van rivaliteit, een wedstrijd tussen gelijken:
Ik weet hoe je daarop bent gekomen, wat je daartoe heeft geleid, net zo goed, hetzelfde, of beter.
De vertaler die van dit spel houdt met iemand die zijn gelijke is, haalt hier een geluksgevoel uit. En, onder deze voorwaarden, komt men soms tot het wonder van een tweelingvertaling van gedichten.
Het kan ook zijn dat een groot dichter zich met een vertaling van een werk gaat bezighouden waarvan hij de taal wel kent, maar dat hij nooit zou kunnen reproduceren. Dan maakt hij er zijn eigen ding van, zijn eigen werk, op zijn eigen manier, met zijn eigen technieken, virtuositeit, rijm, ritme en zijn eigen dingetjes.
Zo'n bezitterige vertaler is een slechte vertaler, zelfs als hij zelf een groot dichter is die de taal kent van het origineel en de verleiding ondergaat het te vertalen.
De meest ongelukkige vertaalomstandigheden, en de meest voorkomende, zijn samengevoegd wanneer de vertaler geen poëtische gaven heeft, maar wel de twee talen beheerst en zich daarom het recht toebedeelt om welke dichter dan ook te vertalen.
Dat is iets dat zorgt voor extravagante resultaten omdat ze zo zielig zijn.
Tussen deze twee extremen bevinden zich de varianten, waarin het origineel en de vertaling bij elkaar in de buurt komen of ver uitelkaar liggen: en, bijvoorbeeld, als een groot dichter een minder groot dichter vertaalt en zijn vertaling uiteindelijk beter is dan het originele gedicht (zoals men zegt bij Edgar Poe, vertaald door Baudelaire of Mallarmé). Of wanneer een dichter, middelmatig in zijn moedertaal, tot grote poëtische hoogten komt dankzij de kwaliteit van het origineel, etc….
Aangezien wij niet op het wonder rekenden en we voor het ergste vreesden, hebben wij de volgende weg gekozen: we vroegen een aantal Franse dichters, die geen Russisch kennen maar die wel echte dichters zijn, om mee te werken en we hebben hen bij tweetalige dichters gezet, zodat zij niet alleen een woord-voor-woord vertaling konden doen, maar zodoende ook de tekst poëtisch, prosodisch en historisch uitgelegd kregen.
Ik was zelf verantwoordelijk voor deze groep, en voor de keuze van de meeste gedichten.
Deze keus werd niet altijd bepaald door een voorkeur of een bekendheid van een gedicht in de originele taal, maar door het feit of het een makkelijke of moeilijke vertaling was, of omdat de tekst zelfs onmogelijk was te vertalen.
Ik heb me wel eens vergist, zodat ik een ander gedicht moest kiezen, of een andere vertaler voor hetzelfde gedicht, omdat het ook mijn taak was de Franse en de Russische dichters bij elkaar te laten passen.
Vanwege het feit dat de Franse dichters maar met zijn negenen waren en dat er minstens vierentwintig Russische dichters vertaald moesten worden, kozen wij ervoor dat ieder van ons de verantwoording zou nemen voor een vertaling van een dichter die noch poëtisch op ons leek, noch onze favoriet was door diens poëtische kwaliteiten. Dat moest wel.
Een panoramische anthologie bevat niet alleen de beste, maar ook de meest representatieve dichters van een tijdperk en van een stroming.
Als gevolg van de verdeling van de Russische dichters aan de Franse dichters kwamen we een paar keer voor verrassingen te staan, die ons erg veel vertelden over de werkelijke innerlijke structuur van een bepaalde dichter.
Zo zijn de gedichten van Anna Akhmatova, die we allemaal een keer geprobeerd hadden zonder noemenswaardig resultaat, uiteindelijk terechtgekomen bij Guillevic die er een prachtige vertaling van heeft gemaakt, en hij was nu wel de laatste van wie ik gedacht had dat hij daarbij zou passen.
Of Kozma Proutkov, een dichter die van alle kanten in stukjes in elkaar is gezet door andere dichters, en wiens groteske schrijven mij onvertaalbaar leek, die vond zijn meester in Léon Robel, die gelukkig tweetalig is, en professor aan de Hogeschool van Oriëntaalse talen.
Maar het was bijvoorbeeld ook wel weer normaal dat Guillevic met zijn scherpe droogheid volkse fabels en gedichten kreeg…
En dat Essénine en Lermontov onder de hoede kwamen van de vloeiende romantiek van Dobzynski…
En dat Kérel de dichter Blok en de hoge bitterheid van Mandelstam kreeg… en Mersénac de plechtigheid van Derjavine en Selvinski, dat Libérati de decembristen kreeg op wie hij vreemd genoeg ook lijkt. En dat Robel met zijn kindergevoel de gerijmde humor kreeg, en voor wat betreft professor Frioux, dat vergde meer kennis van de taal en de poëzie. Aragon kreeg uiteraard Pouchkine, en misschien treffen we hier nu wel een cogenialiteit…
En ik wilde me zelf eigenlijk alleen richten tot mijn tijdgenoten, de taal- en vormvernieuwers, zoals Khlébnikov, Pasternak, Maïakovski, Voznessenski…