Correspondentie Charles Baudelaire : Brussel, België. Aan Madme Aupick, Brussel, donderdag 9 maart 1865.

Charles Baudelaire
Brussel, België.

Émile Claus.Charles Baudelaire, correspondentie Brussel, België. Vertaling Baudelaire, Vertalingen Vivienne Stringa.

Zoom Émile Claus, 1849-1924. Belgisch kunstschilder.

AAN MADAME AUPICK
Brussel, donderdag  9 maart 1865.


Lieve goede moeder van me,

    Jouw ongeduld en jouw ongerustheid doen me pijn, en weet dat mijn ongeduld niet onder doet voor de jouwe.

    Dit is alles wat ik weet: Een van mijn vrienden is naar de betreffende man gegaan, mijnheer Julien Lemer, op de boulevard des Italiens, die tegen me zei dat hij zeker wist dat hij me een acceptabel contract zou kunnen geven met die of die uitgever (de een is een nieuwe; de andere, een oude, heel bekend, Amyot, rue de la Paix) maar dat hij op het einde van het manuscript wachtte van Mes Contemporains, om er zeker van te kunnen zijn dat alles af was. Misschien eisen ze zelfs wel van me dat ik naar Honfleur moet, om het begin op te halen van hetzelfde boek.
Ik had aangekondigd dat er maar drie stukken aan ontbraken. Chateaubriand et le dandysme littéraire, La Peinture didactique, en Les Fleurs du mal jugés par l'auteur lui-même.
Sindsdien heb ik er, als gevolg van bepaalde omstandigheden, een weerlegging bij gedaan van artikel van J.  Janin over Henri Heine et la jeunesse des poètes, en de weerlegging van La Préface de la Vie de Jules César par Napoléon III.

    Ik denk er niet eens over om die laatste fragmenten aan enige krant te sturen. Misschien heb ik ongelijk, maar ik ben de kranten zat. Ik weet zeker dat een man met wat intelligentie nooit begrepen kan worden door een directeur van een krant.

    Alle fragmenten waar ik het over heb zijn al begonnen, er is er nog niet een af. Deze vreselijke februariwinter heeft me een lelijke poets gebakken. Zelfs nadat ik genezen was heb ik lange tijd nog een zeurende pijn gehouden boven mijn rechterwenkbrauw. Maar mijn ongeduld duwt me vooruit om actief te zijn!

    Ja, ik ga verder met de Poèmes en prose. Dat moet ook wel, want er is een verplichting sinds twee jaar, en Les Fleurs du mal  worden pas na de Poèmes en prose herdrukt. Maar het gaat langzaam, zo langzaam.
De sfeer in dit land is afstompend, en je hebt kunnen zien bij het lezen van de veertig of vijftig die verschenen zijn, dat het maken van die kleine snuisterijtjes het resultaat zijn van een grote concentratie van de geest.
En toch hoop ik dat ik erin zal slagen om een vreemd werk te maken, vreemder, of willekeuriger althans, dan Les Fleurs du mal, waarin ik het afschrikwekkende met het komische zal verenigen, en zelfs tederheid met haat.

    Groot nieuws: ik hoor net dat ik Ancelle niets meer schuldig ben. Ik loop gelijk met hem. Dat heb ik aan jou te danken. Als mij iets goeds overkomt, dan komt dat altijd door jou. Hoe kan ik je belonen?

    Niets nieuws verder, ik weet niets van de stukken van Edgar Poe, (Marie Roget en Habitations imaginaires) die bij het boek horen dat gaat uitkomen.
Zijn die fragmenten al geplaatst, of moet ik afzien van die 600 of 700 frank, die ze opleveren? Als je eens wist wat dat voor een martelgang is, wanneer je wacht op nieuws dat met geld te maken heeft, en dat je dan steeds maar niets krijgt!

    Ik heb de 21e een brief van Michel Lévy ontvangen die me vertelt dat hij het wachten beu is, en dat hij het boek in de verkoop gaat doen.
En dus denk ik dat het een verloren zaak is. Ik heb niet eens die armzalige  100 frank kunnen bemachtigen die ik nog krijg van La Revue de Paris. Ik denk dat ze het niet halen tot maart.

    Ik heb nog een groot plan aan de horizon, waarover ik ga schrijven naar mijnheer Julien Lemer.

    Ik dacht dat ik je al iets verteld had over een nieuwe belediging van de firma Lacroix over mij.
Het gaat over een vertaalopdracht die deze heren gevraagd hebben aan mejuffrouw Judith (niet de dochter van Th. Gautier ) en waarvan ik hen het idee had gegeven.

    Het zou een opoffering van twee maanden zijn voor mijn jaar, maar het zou ook een grote som geld zijn, en een rechtvaardige wraak!

    Ik neem aan dat ik je daar eind volgende week over kan schrijven.

    Ik wed dat je Ancelle hebt geschreven om hem te vragen of hij zich wil bemoeien met mijn literaire geknoei.
Door dat onhandige bemoederen van je houd ik nog meer van je.

Veel liefs,

Charles.

  Inhoudsopgave     Volgende brief