Baudelaire correspondentie Brussel, België. Aan madame Aupick, Louis Marcelin

Charles Baudelaire
Brussel, België.

Joseph van Bredael. Baudelaire correspondentie  Brussel, België. Aan madame Aupick, 15 februari 1865. Vertaling correspondentie Baudelaire, vertalingen Vivienne Stringa

Zoom Joseph van Bredael, 1688-1739. Belgisch kunstschilder.


AAN MADAME AUPICK
Brussel, 15 februari 1865.


Lieve goede moeder,


    Het is eindelijk bijna afgelopen. Ik heb je niet veel te vertellen, en ik schrijf je alleen maar over mijn ongelukkige hoofd, want ik ken je ongelukkige verbeelding.
Gisteravond ben ik naar buiten gegaan, voor het eerst sinds tien dagen, met een doek om mijn hoofd gewikkeld, zoals de bootwerkers. Maar helaas heb ik me gedragen als een kind dat te lang op dieet is geweest.
Ik heb mezelf getrakteerd op een kleine orgie bestaande uit oesters, een biefstuk (!) en een halve fles wijn. Naar het schijnt was dat teveel.
Zelfs vanochtend had ik daar nog scheuten van. Maar je ziet, ik schrijf je, en dat betekent dat het goed met me gaat. Wat een duivelse gebeurtenis!

    Eindelijk dan nieuws uit Parijs. Ik had een derde vriend achter de twee eersten aangejaagd. Een ervan had ik (TWAALF DAGEN GELEDEN) gevraagd om de fragmenten die ik uit de Revue de Paris en de Figaro had gehaald, aan mijn vriend, de zakenman, te geven. Er zit voor een hoop geld aan, en ik zit momenteel helemaal zonder!
Maar, mijn mannetje heeft geantwoord dat hij helemaal niets van dien aard in handen heeft gekregen en dat hij, als hij die fragmenten had gehad, hij ze wel ergens geplaatst zou hebben...
Dat is ongehoord!! Enfin, ik heb nog liever slecht nieuws dan helemaal geen nieuws.
Die stilte maakt me gek. Ik schrijf hem dadelijk hierover.

    Over de serieuze onderhandelingen zei hij tegen me dat hij daar echt mee bezig zou gaan, en dat hij wachtte met antwoorden tot hij de beloofde fragmenten had, om dan alles in een keer te beantwoorden.
En dat hij twijfelde tussen twee uitgevers, Amyot, een heel bekende uitgever, en een jonge nieuwe uitgever, maar wel heel stoutmoedig, maar dat hij overigens de voorkeur gaf aan de laatste. Dat baart me zorgen.
Wat voor belang kan hij hebben om zich voor die laatste te interesseren? Ik heb er belang bij, met mijn naam, mijn rang en mijn leeftijd, om mijn boeken alleen maar toe te vertrouwen aan gezaghebbende uitgevers.
Maar goed, dat alles zal wel een oplossing krijgen. Ik heb alle ideeën die je me gaf bij mezelf goed overwogen. Wat me meer zorgen baart, als we ervan uit mogen gaan dat de zaken allemaal gedaan worden, is wat hij zal gaan vragen voor zijn geleverde diensten.
Ik had liever gehad dat hij me daar van tevoren over had verteld.

    Hoe gaat het met je? Vergeet mijn laatste smeekbede aan je niet, en vermaak je een beetje iedere keer dat je dat kunt.

Charles.

De heren Lacroix en Verboeckhoven (die ik was gaan opzoeken in België, en die me zo vreemd hebben afgescheept nadat ze me eerst nog beledigd hadden), hebben zojuist een boek bij een ander besteld waarvoor ik hen het idee had gegeven: Belgen! Belgen!

AAN LOUIS MARCELIN
Brussel, 15 februari 1865.


Geachte heer,


    Vanwege een extreme geldnood heb ik een excuus om me tot u te richten, als ik de Habitations imaginaires weer van u terugneem, en als ik u verzoek om die aan Julien Lemer te geven, die er mee mag doen wat hij wil.
Ik heb eigenlijk geen geluk met u.
Ik hoop dat ik me schadeloos kan stellen bij u met een pakketje Poèmes en prose. Ik heb er wel een stuk of dertig voor me op tafel liggen, maar het zijn zulke gedrochten en zo lelijk, dat uw zwangere lezeressen er een miskraam van zouden krijgen.
Uw toegewijde, en vergeef me.

Charles Baudelaire.

Ik zal degene wat af is voor u reserveren om u welwillend te zijn.