Charles Baudelaire, correspondentie Brussel, België. 27 mei 1864, aan Narcisse Ancelle, aan Edouard Manet

Charles Baudelaire
Brussel, België

Constant Permeke, Charles Baudelaire, correspondentie Brussel, België.  27 mei 1864, aan Narcisse Ancelle, aan Edouard Manet. Vertaling Charles Baudelaire, Vertalingen Vivienne Stringa
 Zoom 

 Constant Permeke, Anvers 1886-Ostende 1952.

AAN NARCISSE ANCELLE
Brussel, 27 mei 1864.

   De originele brief

 

Beste vriend,
 

     Ik heb de grote affaire 1 nog niet aangesneden; maar ik twijfel overal aan. Oordeel zelf maar of ik dat soms niet mag. Na vijf conferenties (groot succes 2), wilde ik gaan afrekenen.
Maar in plaats van 500 frank kwamen ze aan met 100 frank en een excuusbrief, waarin ze aanvoerden dat zij twee lezingen voor maar 50 frank hadden gerekend, omdat de reserves op waren, en aangezien die drie andere gegeven waren in de periode dat er geen openbare lezingen meer worden gehouden, had men die beschouwd als een gebaar van vrijgevigheid van mijn kant. Wat een volk! Wat een mensen! Ik had geen geschreven overeenkomst.
Ik had mondeling onderhandeld en afgesproken voor 100 frank per conferentie 3. Ik kreeg gewoon zin om die 100 frank aan de armen te geven. Wat een verschrikkelijke mensen!

     Ik zou die 500 frank opsturen naar mijnheer Jousset, de baas van mijn hotel in de rue d’Amsterdam, en die u deze brief zal geven. In de loop van juni zal ik 100 of 150 frank aan hem geven via personen aan wie ik geld mag vragen in Parijs.
Wilt u zo vriendelijk zijn om daar van uw kant aan mee te werken voor die 100 resterende frank, die te boeken zijn voor de maand juni, waarvan ik hierbij het reçu doe 4.

      Ik durf dit vervelende avontuur niet aan mijn moeder te schrijven, ik ben bang dat ik haar treurig maak.

     Er is nog iets gebeurd dat veel erger is. Iemand heeft (ik denk iemand van de bende van Hugo) de laaghartige roddel verspreid over mij 5, en u heeft geen idee van de goedgelovigheid van de Brusselaars.

     Als ik kan dan zal ik over enkele dagen mijn grote affaire gaan behandelen, maar ik ben nu volledig van slag en ontmoedigd.

     Vriendelijke groet; en schrijf me, daar doet u me een plezier mee.

     Ik kom waarschijnlijk rond de 15e naar Parijs, en ik blijf er dan een week.

C.B.


  Noten:

1 De verkoop van zijn werk aan Lacroix en Verbroeckhoven.

2 Het is bekend dat hier helaas niets van waar was.

3 Zie echter toch de brief aan Madame Aupick van 6 mei.

4 Het reçu wordt niet meer
toegevoegd aan de brief.

5 Het gerucht dat Baudelaire
een spion was voor de Franse politie.
Deze hield zich bezig met politieke vluchtelingen
die in België waren achtergebleven.

Charles Baudelaire, Carjat Etienne (1828-1906) :
« Ch. Baudelaire pendant son exil Bruxelles »

Charles Baudelaire, Carjat, Etienne (1828-1906) : « Ch. Baudelaire pendant son exil Bruxelles » Franse literaire teksten Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN ÉDOUARD MANET

Brussel, 27 mei 1864 Brussel, 27 mei 1864.

Beste Manet,
 

    Hartelijk dank voor uw aardige brief. Doet u de hartelijke groeten aan uw moeder en aan uw vrouw, en, als u me aangename dingen weet te vertellen over de bestemming van uw schilderijen, schrijf me dan. Ik antwoord op uw gelukwensen.

    De Belgen zijn dom, leugenaars en afzetters. Ik ben slachtoffer geweest van een hoogst onbeschaamde oplichterij. Bedriegen is hier een regel en die wordt nooit geschonden.
De belangrijke zaak waarvoor ik was gekomen heb ik nog niet aangesneden.
Maar alles wat me nu overkomt is wel van een heel laag allure. En dan heb ik het nog niet eens over het feit dat men hier van mij denkt dat ik iemand van de Franse politie ben. Geloof nooit wat men zegt over de goedmoedige Belg.
Listig, wantrouwig, valse vriendelijkheid, grof, gluiperig, ja dat wel.

Uw toegewijde,

C.B.