Correspondentie Baudelaire: België, aan Hugo, N. Ancelle, Brussel, donderdag 26 oktober 1865.

Charles Baudelaire
Brussel, België.

Gustave Camus.Charles Baudelaire, correspondentie Brussel, België. Vertaling Charles Baudelaire, Vertalingen Vivienne Stringa.

Zoom  Gustave Camus 1914-1984. Belgisch kunstschilder.

AAN [CHARLES]  HUGO
Brussel, ong. 20-25 oktober 1865.

 

    [...] Als Les Chansons des rues et des bois  af zijn, onthoud dan mijn naam opdat uw vader aan mij denkt. Het zou namelijk heel logisch zijn dat hij mij vergeten zou temidden van zijn drukke werkzaamheden.

AAN NARCISSE ANCELLE
Brussel, donderdag 26 oktober 1865.

 

Beste Ancelle,

    Ik geloof dat de almachtige en nieuwsgierige gemeente Brussel zich eindelijk tevredengesteld heeft verklaard, nadat ze mij tot vermoeienis toe indiscrete vragen hebben gesteld, zoals dat over het algemeen gaat in landen van de vrijheid.
Want zes hebben me een officiële verblijfsvergunning gestuurd, maar waarvan ik, geloof me, maar heel kort gebruik van wil maken.

    Ik wilde u bedanken voor de toon die uit uw prachtige brief klinkt.
Aangezien u zich graag wilt interesseren voor mijn zaken, zal ik u zeggen dat ik Mijnheer Julien Lemer geen enkel verwijt heb te maken, en dat het helemaal zijn schuld niet is dat mijn schuld hier groter is geworden door de gedwongen uitgaven van de laatste vier maanden.
(Helaas! De beloofde 4000 frank zullen misschien wel daarheen gaan.) Julien Lemer dacht het af te kunnen ronden op het moment dat ik uit Parijs wegging, op 15 juli. Na verschillende gesprekken (waarin hij had gezien dat Hippolyte Garnier, de sterkste van de twee broers, voor mij was en Auguste tegen me) moest hij Hippolyte Garnier weg laten gaan naar het platteland en voor zijn jaarlijkse reizen, zonder tot een overeenkomst te zijn gekomen (12 augustus).
Ik hoorde dat Hippolyte (die hier was, in Brussel, op 23 juli, maar waarvoor ik zo goed gezorgd heb die niet te ontmoeten) weer op 25 juli naar Parijs terug heeft moeten gaan.
Er is dus reden om te hopen dat mijn zaak hervat gaat worden. Lemer beweert dat mijn zaakje die Hippolyte zeer toelacht.
Maar het boek over België wordt uitgesloten voor publicatie. En dat is maar beter ook. Dan hebben we dat in ieder geval gered.
We zullen daar later wel mee gaan handelen.

    Bij het lezen van uw brief dacht ik te raden dat u misschien gealarmeerd was geworden over mijn situatie en dat u bang was voor weer zo'n verzoek om steun, waartegen u, uiteraard, weerstand moet bieden, en waardoor ik zo arm ben geworden.
Nee, beste vriend, ik lijd, en ik zal nog meer lijden, maar ik geloof dat ik me daar in mijn eentje uit kan redden.

    Maar toch, hierbij zit een reçu dat ik alvast heb voorbereid waarin van mijn kant uit al de intentie zit om niets van u aan te nemen voor 31 december. Ik zie u vanaf hier al glimlachen of uw wenkbrauwen optrekken.

    Het kan nu eenmaal niet anders. Het bedrag is minimaal, maar, de 200 of 300 frank die ik misschien van Le Monde Illustré ga krijgen, kan gebruikt worden om de snavel te smeren van mijn onverdraaglijke hotelbazin, met wie ik onlangs een vreselijk gesprek heb gehad, en ze valt me al lastig sinds 15 juli.
En wist u dat ze ook mijn brieven in de gaten houdt, en dat ze bij elke nieuwe brief die aankomt nieuwsgierig naar me toe snelt.
Dat wordt onhoudbaar zo. Die 200 frank is op ongeveer 10 frank na alles wat ik voor januari aan u mag vragen, waarbij de 290 frank van Miquel Rouget bijgezet zijn op de rekening van mijn uitgaven.
Ik heb dat allemaal heel precies opgeschreven.

    Ik wil daar aan toevoegen dat u het me deze keer met de poste restante moet sturen, want die nieuwsgierigheid van die vrouw irriteert me zó!
Ik ga dan overmorgen, zaterdag, naar het postkantoor, maar ik zal wel ongerust zijn indien er zondagochtend nog niets is.

    Mijn tweede zenuwinzinking zal als oorzaak het wachten op het antwoord van Le monde Illustré hebben.

    Ik hoop dat er in ieder geval de eerste helft van de volgende maand een eind komt aan mijn lijdensweg.

    Mijn gezondheid, zegt u? Hoe wilt u nu in hemelsnaam dat ik gezond ben met zoveel woede en zorgen!

    En die van u dan? Ik heb zojuist gehoord dat die formidabele vriend, Édouard Manet, een cholera- aanval heeft gehad. Maar hij is buiten levensgevaar.

    Wat me nog het meest irriteert, meer nog dan de armoede, meer nog dan hoe V. Hugo me heeft vermoeid, meer nog dan de domheid waarmee ik omringd ben, dat is een soort slaaptoestand waarin ik verkeer, waardoor ik aan mijn capaciteiten ga twijfelen.
Na zo'n drie of vier uur werken ben ik niets meer waard.
Een aantal jaren geleden werkte ik soms zo twaalf uur lang, en nog met plezier ook!

    Zodra Lemer de overeenkomst voor elkaar heeft ga ik pakken, en tien dagen daarna ben ik in Frankrijk.

    En mijn arme moeder, wat moet die wel niet denken van me?

    De hartelijke groeten aan mevrouw Ancelle.

Uw toegewijde,

C.B.

En de brief Custine?

Ga die nu maar niet zoeken, dat zou uw antwoord maar vertragen.

De brief Custine wordt pas onmisbaar zodra de heren Garnier naar het bericht met de rechtvaardigingsstukken van Les Fleurs du mal gaan vragen.

Noot: ik heb die 200 frank voor zondag beloofd.

  Inhoudsopgave     Volgende brief