Charles Baudelaire aan Sainte-Beuve. Parijs, zondag 1 juli 1860.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN SAINTE-BEUVE
Parijs, zondag 1 juli 1860.

 

Beste vriend,

    Uit voorzorg schrijf ik u vast van tevoren, zo sterk is mijn voorgevoel dat ik u niet mag ontmoeten.

    Ik heb onlangs een brief geschreven aan de heer Dalloz die er ongeveer zo uitzag:

    “Maak dan een artikel over Les paradis artificiels! Ik ken bij de Moniteur ene meneer die, ene meneer die, etc.”

Antwoord van Dalloz:

    “Dit boek is geschikt voor Sainte-Beuve. (Dat heb ik niet gezegd.) Breng een bezoekje aan de heer Sainte-Beuve over dit onderwerp.”

    Ik zou er niet aan hebben durven denken. Misschien dat er vele redenen zijn die u daar van weerhouden, waarvan ik er enkele kan bedenken, of misschien dat het boek u niet bevalt .

    Maar, ik heb meer dan ooit nu steun nodig, en ik zou u berichten over mijn problemen.

    Alles wat gezegd is over dit essai is absoluut grote onzin.

    P.S. Een aantal dagen geleden ben ik, uit pure behoefte om u te zien, zoals Anteus de Aarde nodig had, naar de rue Montparnasse gegaan.
Op weg daar naar toe kwam ik langs een kruidkoekwinkel, en ik kreeg een idee dat u wel van kruidkoek zou houden.
En gezien het feit dat niets lekkerder bij het dessert de wijn is. En ik voelde dat ik bij u tijdens het diner zou binnenvallen.
Ik hoop dat u dat stuk kruidkoek, met angelica in de korst, niet als een schurkenstreek zou zien, en dat u het met eenvoud zou hebben opgegeten.

    Als u mijn smaak deelt, dan raad ik u, als u het vinden kan, de Engelse kruidkoek aan, die is heel dik, heel donker, en zo vol dat er geen gaten of poriën in zitten, en er zit heel veel anijs en gember in. Men snijdt die in plakjes die zo dun zijn als rosbief, en daar smeert men boter op of jam.
Geheel de uwe. Houdt van mij. Ik zit in een grote crisis .

Ch. Baudelaire.

Rue d’Amsterdam, 22.

  Inhoudsopgave     Volgende brief