Baudelaire aan de maarschalk. Zondag 1858-1859.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN DE MAARSCHALK
Zondag 1858-1859.

 

Zeer hooggeachte Maarschalk,

     Ik zie me verplicht uw medewerking te vragen in de betreffende dienstverlening.
De man waarover ik u sprak heeft me een vrij eenvoudig antwoord gegeven:
“Ik zit in geldnood. En aangezien u het geld de 8e nodig heeft, is het volkomen nutteloos dat ik u het geld leen. Dat kan ik trouwens ook niet.”

     Dus verzoek ik nu om een uitstel van twee weken.
Het is ook volkomen nutteloos dat ik zeg dat ik de 9e kan betalen.
Morgen kom ik vroeg bij u, met de vernieuwde wissel.
U kunt rustig gaan slapen.
– Ik vraag u om excuus dat ik niet meteen bij u ben langsgekomen.
  Ik ben in het Île Saint-Louis, bij Daumier, die onlangs bijna is overleden, en ik houd zijn vrouw gezelschap. Na het avondeten ga ik langs bij Le Divan.
– Ik zeg nogmaals dat er niets is dat aanleiding hoeft te geven om u ongerust te maken omtrent uw verantwoordelijkheid.

Dus, tot morgenochtend, als ik u vanavond niet tref.

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief