Baudelaire aan Alphonse de Calonne. Parijs, 2, 8 september 1858.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN ALPHONSE DE CALONNE
Parijs, 2 september 1858.

 

[Parijs, 2 september 1858. Over het onderwerp van zijn samenwerking bij de Revue contemporaine. Hij stuurt hem kopij en verzoekt hem het te lezen.]

     U begrijpt dat hoewel ik wel zeker ben van mezelf, aangezien het de eerste keer is dat ik voor u schrijf, ik best nieuwsgierig ben naar uw eerste indruk.

AAN ALPHONSE DE CALONNE
Parijs, 8 september 1858.

 

Geachte heer,

    Door het slechte weer was ik vanochtend verhinderd dit zelf bij u te brengen. Het is niet allemaal af, maar ik ben er zeker van dat alles vandaag af komt.
Ik heb er toch heel hard aan gewerkt, en u kunt er zeker van zijn dat alles herzien en heel erg herzien is. Ik heb er stukken uitgehaald en bij gemaakt, en ik heb veel eerbied voor het rode potlood gehad. Het gedeelte dat u niet kent begint op bladzijde 35.

    Denkt u alstublieft aan het contract.
Toen ik het aan u vroeg, had ik een soort vaag idee dat het me weleens tot nut kon zijn. Mijn idee is helderder geworden, en dat zal ik u uitleggen.
Ik zit nu in een zodanige toestand dat ik niets mag verwaarlozen om eruit te komen.

    Als ik, zoals ik het denk, u de laatste vellen vandaag stuur, dan kan ik morgen uw opium meenemen, en dat zal snel doorgeslikt zijn.

    Tot aan het eind van de maand zal er geen dag voorbijgaan zonder dat u een paar pagina’s krijgt.

    Ik denk echt dat, zonder al teveel tegen uw principes in te gaan, u deze bijna totaliteit naar de drukker kunt sturen. Weet dat ik de deur niet meer uitkom zonder de laatste vellen, waarschijnlijk vanavond.

Geheel de uwe.

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief