Baudelaire aan Alphonse de Calonne, Parijs, 11 juni 1858.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN ALPHONSE DE CALONNE
Parijs, 11 juni 1858.

 

     Zeker, mijnheer, uw verwijt is zeer hard, althans, ik ben daar uiterst gevoelig voor.
Was het niet zo dat u alles kon veronderstellen, behalve verstrooidheid?
Dat bijvoorbeeld de materie schuimde, de opmerkingen overstroomden, of, en dat is de waarheid, dat ik ziek was?

     Moest ik u een nieuwe brief met excuses schrijven, tijdens uw afwezigheid, of naar mijnheer Hervé schrijven, van wie ik het adres op uw bureau heb laten liggen?

     Ik hoopte dat mijnheer Babou, die naar u toe wilde gaan, zou zeggen dat hij me echt ziek heeft gezien.

     Ik troost me met de gedachte dat u heel tevreden zult zijn met uw nieuwe medewerker, en zo zijn slordigheid kunt vergeten. Want uw artikel heeft wel goed gelopen.

Geheel de uwe.

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief