Baudelaire aan Sainte-Beuve, Parijs, 14 juni 1858.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN SAINTE-BEUVE
Parijs, 14 juni 1858.

 

Beste vriend,

    Ik heb net uw werk over Fanny gelezen. Moet ik u nog vertellen hoe charmant het is, en hoe verbazend het is om een denker te zien die tegelijkertijd zo blaakt van gezondheid, zo gezond is als een vis, en daarbij zo fijngevoelig, subtiel en een teer poppetje is? (Voor wat betreft dat tere poppetje, ik wilde u gehoorzamen en het oeuvre van de stoïcijn lezen.
Ondanks het respect dat ik voor uw autoriteit heb, wil ik zeker niet dat men de galanterie weghaalt, de ridderlijkheid, de mystiek, het heldendom, kortom het overvloedige en het buitensporige dat het meest charmante is wat er bestaat, zelfs in eerlijkheid).

    Met u moet men cynisch zijn, want u bent te fijnzinnig om de sluwheid niet gevaarlijk te laten zijn. Welnu! Ik werd vreselijk jaloers door dit artikel.
Er is zoveel gesproken over Loève-Veimars en de dienst die hij de Franse literatuur bewezen heeft! Zal ik dan geen goede man kunnen vinden die hetzelfde over mij kan zeggen?

    Met welk gefleem, machtige vriend, kan ik dat van u krijgen? Toch is datgene wat ik van u vraag gen onrechtvaardig iets. Heeft u het me niet een beetje aangeboden, in het begin?
Zijn Les Aventures de Pym geen uitstekend voorwendsel voor een algemene korte schets? U houdt toch zo van het rondlopen in alle diepten, zou u dan niet een uitstapje willen maken in de diepten van Edgar Poe?

    U vermoedt wel dat in mijn hoofd dit verzoek om deze gunst te maken heeft met het bezoek dat ik moest afleggen aan mijnheer Pelletier. Wanneer men een beetje geld heeft en gaat dineren met een oude maîtresse, dan vergeet men alles.
Maar er zijn van die dagen dat de beledigingen van al die domkoppen je zo naar de hersenpan stijgen, dat men de hulp inroept van zijn oude vriend Sainte-Beuve.

    En ja, de afgelopen dagen ben ik zo letterlijk door het slijk gehaald en (heb met me te doen, het is de eerste keer dat mijn waardigheid me in de steek laat) ik was zwak en heb geantwoord.

    Ik weet heel goed dat u het erg druk hebt en zeer uw best doet, voor uw lessen, voor al uw functies en uw verplichtingen, etc.
Maar als men niet af en toe een beetje excessen in de welwillendheid stopt, in de goedheid, waar zou dan de held van de welwillendheid zijn?
En als we niet te veel goeds over de brave mensen zouden zeggen, hoe zouden we hen dan kunnen troosten voor de beledigingen van degenen die slechts teveel slechts over hen willen zeggen?

    Enfin, ik zal u zeggen, dat zoals gewoonlijk, alles wat van uw wil komt, goed zal zijn.

Geheel de uwe. Ik ben nog veel meer gesteld op u dan op uw boeken.

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief