Charles Baudelaire aan Madame Aupick. Parijs, 3 maart 1864.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN MADAME AUPICK
Parijs, 3 maart 1864.

 

Lieve moeder,

     Ik moet je nu dan toch maar echt gaan schrijven.
Anders zou je gaan geloven in een of ander geheimzinnig iets.
Je voorstellingsvermogen is absurd.
De verklaring is veel eenvoudiger.
Het was gewoon omdat mijn gedichten iedereen verveelden (zei de directeur van de krant tegen me) dat ze ermee op gehouden zijn.

     Ik ben in een lelijke lethargie terecht gekomen.
Ik loop niet alleen achter met boeken en artikelen van allerlei soort (beloofd en betaald), maar ik ben heel druk met dringende zaken, waarvan drie in België.
Aan de andere kant lijd ik er teveel aan dat ik je nooit zie.
Ik ga proberen om mezelf weer een beetje op te vijzelen, om alleen het meest dringende te doen, om op twee of drie plekken wat geld zien op te vissen, zodat ik een paar dagen bij jou kan zijn, en dan tenslotte me te richten op Brussel, waar me misschien wel nieuwe mislukkingen te wachten staan, maar misschien ook veel geld.

     Veel liefs, en ik smeek je om geen domme denkbeelden te smeden.
Er zijn al genoeg echte redenen voor triestheid in mijn leven.

     Als ik alleen al van de 10e tot de 15e in Honfleur kon verblijven, dan zou me dat heel goed doen.

Charles.

  Inhoudsopgave     Volgende brief