Charles Baudelaire aan Madame Aupick. Parijs, 20 april 1860.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN MADAME AUPICK
Parijs, 20 april 1860.

 

Lieve moeder,

     Ik heb geen antwoord gehad van Cousinet.
Het is duidelijk dat we die 300 frank niet moeten opofferen ten gunste van die wissel van de 12e, want als hij te weten komt dat het geld van zijn wissel bij elkaar wordt opgeteld, kan hij het opeisen.

     Alsjeblieft, vertel me wat er van de wissel terecht is gekomen van de 12e. (300. de laatste) en of je er nieuws over hebt.
Je moet die alleen betalen op voorwaarde dat ik je schrijf: ik heb het geld van de Constitutionnel, - want dan zou er geen gevaar zijn om het voor iets anders te gebruiken.

     Ik zal doen wat je me zegt voor Alphonse.
Alsjeblieft, bespaar me je verwijten toch.
Denk nou eens dat ik al zoveel, zoveel jaren op de rand van zelfmoord leef. Ik zeg dat niet om je bang te maken; want ik voel me helaas veroordeeld om te blijven leven; maar alleen om je een idee te geven wat ik al jaren doormaak en dat het me al eeuwen lijkt te duren.

     En vooral, vergeet niet dat ik oneindig veel van je houd, dat ik je zo dankbaar ben, en dat ik met heel mijn hart je gelukkig zou willen maken.

     Als je eens wist hoe talentvol ik zou zijn en hoe soepel en zacht ik van karakter zou zijn als ik af was van alles wat me overkomt sinds negentien jaar!

Liefs.

Charles.

  Inhoudsopgave     Volgende brief