Charles Baudelaire aan Gustave Bourdin. Parijs, 12 november 1863.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN GUSTAVE BOURDIN
Parijs, 12 november 1863.

 

Geachte heer,

    Eergisteren heb ik de heer de Villemessant ontmoet, en hij zei me dat hij de Peintre de la modernité aan het zetten was.

    Ik hecht er enorme waarde aan om zoveel mogelijk gezet materiaal te ontvangen, en zo vroeg mogelijk, om dat op mijn gemak te kunnen overlezen.

    Ten tweede herinnert u zich wel dat wij het beiden goedkeurden dat er bij ieder hoofdstuk titels werden gezet.
Wel, de wikkel die om de kopie zat zou mij daarbij van groot nut kunnen zijn.

    En als laatste die ik een beroep op uw welwillendheid of u een kleine aankondiging zou willen zetten in het nummer dat voorafgaat aan de publicatie.

    Vergeet niet het volgende: dat zelfs indien u zou denken dat men de heer Guys van Sainte-Hélène een onschuldige poets kan bakken door zijn naam te onthullen, het een zeer slecht gekozen moment is om zijn manie te kwetsen.
De heer Guys is namelijk getroffen door een onheil in zijn familie. Het zal niet aan praters ontbreken, geloof me, en Guys zal mij deze indiscretie toedichten.

Hoogachtend,

Ch. Baudelaire.

Rue d’Amsterdam 22.

Ik ben nog niet bevrijd van de laaghartige Lévy.

  Inhoudsopgave     Volgende brief