Charles Baudelaire aan Auguste Poulet-Malassis. Parijs, 20 november 1860.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, dinsdag 20 november 1860.

 

Beste vriend,

    De heer Robert Stoepel wilde vanavond, dinsdag, over het geld beginnen, en ik zag dat hij bang was dat er teveel gevraagd zou worden.

    Wees zo beleefd en elegant mogelijk tegen hem, maar mijn belangen moeten wel bewaard blijven.
De heer Stoepel lijkt een galante man, zeer hard bezig om in Europa net zo’n succes te krijgen als in Amerika.
Ik geloof dat de heer Stoepel en zijn vrouw uitsluitend van hun talenten leven.
Ik word daar erg beschaamd over.
Maar aan de andere kant moest ik wel naar De Calonne, Crépet en Grandguillot schrijven, dat zij me met rust moeten laten en me nog twee weken krediet moeten geven.
Dat werk is overigens, eerlijk gezegd, erg zwaar.
Stelt u zich voor, die heer Stoepel, net uit Amerika aangekomen, gaat naar Méry (die hem voor de gek hield en uiteindelijk tegen hem zei dat omdat hij, Méry, het niet kon afmaken, het dan niet door kon gaan), naar Emile Deschamps, naar Henri Blaze, (die hem toen naar Saint-Georges wilde sturen), naar Philoxène Boyer en toen uiteindelijk naar Banville, die hem naar mij heeft gestuurd.
Hij is alleen maar naar mij gekomen uit wanhoop, (hoewel men hem in New York al had aangeraden om naar mij te gaan) omdat iedereen (met name Vitu en de heren Escudier) hier tegen hem zei dat ik een onverdraaglijke vent was, waar niet mee om te gaan viel en waar niets mee gedaan kon worden.

    Hij zei vanavond tegen me dat hij 7.000 frank over had voor de eerste avond.
Eerlijk gezegd, ik vind dat weinig.
Ik had de dingen als volgt berekend:

Zaal (ik neem aan les italiens)
(per avond) Emile Douay (vertaling van het gezang)   
   1.000
   1.500
Ik (vertaling van de tekst)    1.500
Roger (tenor)    500
Bataille (bas)    500
Mw. Lauters (mezzospraan)    500
Mej. Judith   (voordracht)    300
 4.800

     Blijft er dus nog 2.200 over voor de instrumentalisten en de koorleden (150) (ik weet het aantal instrumentalisten niet), allemaal mensen waarvan ik de salarissen niet weet.
Wat ik eigenlijk wil is dat u zoveel mogelijk geld voor me loskrijgt, en dat u tegelijkertijd aardig tegen die meneer doet, die dat trouwens ook verdient.

     Ik geloof dat ik hem van de zestien of de achttien stukken er twee geleverd heb.

Geheel tot uw dienst,

C.B.

  Inhoudsopgave     Volgende brief