Baudelaire, correspondentie. Aan mme Aupick. Parijs, 4 oktober 1842.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
eerste deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, 4 oktober 1842.

 

Lieve mama,

    Ik wilde je een lange brief schrijven als antwoord op je eeuwige en wrede verwijten – maar ik heb momenteel geen tijd. – Ik schrijf je dit om 7 uur ’s avonds en ik ga er van uit dat mijn brief op tijd komt opdat je me morgen komt opzoeken. – Ik wacht op je tot 2 uur.
Je zult stoelen vinden en niets dat je moederkarakter in diskrediet kan brengen.
Veel liefs.

C.B.

Gisteravond ben ik niet bij madame Lenglet ontvangen en het is me niet gelukt te weten te komen waarom.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, 25 oktober 1842.

 

Lieve mama,

    Ik schrijf je niet om mijn verzoek te herhalen. Je weet dat ik genoeg thuis heb om twee of drie maanden en meer vooruit te kunnen. – Ik neem aan dat wanneer later de armoede voelbaar wordt, jij minder koppigheid zult aanwenden om niet te zwichten.

    Ik ga de heren Noguez in Bordeaux schrijven om de brieven op te vragen die mijnheer Saliz ongetwijfeld voor mij in Calcutta heeft aangetroffen, maar die hij me niet opstuurt, en daarom verzoek ik je dringend om me te vertellen of jij of generaal Aupick nieuws of documenten uit Bordeaux hebben gekregen voordat ik er was.

    Veel liefs uit alle oprechtheid en ik verzoek je om te geloven dat ik er op sta dat ik je nooit zal willen kwetsen – vooral door kinderachtigheden die alleen jij serieus kan maken.

C. Baudelaire

AAN MADAME AUPICK
Parijs, half november 1842.

 

Lieve mama,

    Het spijt me zeer dat ik je nu weer moet kwetsen. – Maar als je de motieven wilt, onder anderen, een volledig gebrek aan een pantalon en een hoed waardoor ik niet naar School kan.
Om je te bewijzen dat ik niet een gemenerik ben en dat ik aan je denk heb ik je vanochtend oorhangers gestuurd waarmee je bij de volgende gelegenheid je nieuwe woning feestelijk kunt opluisteren.
Mopper niet op me. Het is geld dat ik terugkreeg waar ik niet meer op had gerekend.

C. Baudelaire

AAN MADAME AUPICK
Parijs, 4 december 1842.

 

Dinsdag de 6e, zal er ’s avonds een lekker diner bij mij zijn voor jou. –

    Ik schrijf je niet om mijn verzoek te herhalen. Je weet dat ik genoeg thuis heb om twee of drie maanden en meer vooruit te kunnen. – Ik neem aan dat wanneer later de armoede voelbaar wordt, jij minder koppigheid zult aanwenden om niet te zwichten.

Heel veel liefs met heel mijn hart.

    Veel liefs uit alle oprechtheid en ik verzoek je om te geloven dat ik er op sta dat ik je nooit zal willen kwetsen – vooral door kinderachtigheden die alleen jij serieus kan maken.

C. Baudelaire

  Inhoudsopgave     Volgende brief