Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, 26 februari 1858.

Charles Baudelaire 
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie

  
Mallarmé, Honfleur. Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Vertalingen Vivienne Stringa

Stéphane Mallarmé, 1842-1898.
“ Tant mieux si la mer affame la parfaite bonne femme SM ”
Vers sur un galet ramassé à Honfleur.

Zoom

Parijs, vrijdag 26 februari 1858.

 

Lieve moeder,

     Die brief waarop ik alleen maar bevend afwachtte en die me zo bruusk met zoveel vreugde heeft vervuld had hetzelfde resultaat als de aankondiging van een ramp.
Je kunt mijn opwinding wel raden, ik kon twee dagen bijna niet slapen.

    Gisteren en eergisteren was ik zo verstoord dat ik je niet kon terugschrijven.

    Ik twijfelde zo of het zou lukken dat ik begonnen was aan een poging voor een woekerlening.
Ik zou daarvoor 800 frank rente moeten betalen, en dan alleen nog maar indien ik per maand of per trimester zou afbetalen.
Ik vertel je dat alleen maar om je een idee te geven van de wens die ik heb om weg te gaan. Ik heb zojuist geschreven dat ik zijn diensten niet meer nodig heb.

    Ik heb zojuist verschillende mensen die ik wil terugbetalen voordat ik wegga geschreven dat ik hen volgende week afbetaal.

    Eindelijk, eindelijk, word ik dus begrepen!

    Als ik op het moment niet gelijk van deze gunst gebruik kan maken, dan is dat omdat mijn wilskracht en mijn gedachten de weg kwijt zijn, en dat ik even niets meer kan.

    Ah! Het was ook hoog tijd! Ik verwacht alles van mijn verhuizing: rust, werk en gezondheid. Want ik denk dat ik ziek ben, en een zieke, zelfs een ingebeelde, is een zieke.
Wat zijn dat toch voor voortdurende angsten, buiten adem en hartkloppingen, vooral tijdens mijn slaap?

    Tien dagen nadat ik het geld in handen heb, ben ik in Honfleur. Ik neem aan dat je maar drie kisten krijgt, in de eerste die aankomt zitten mijn boeken.
Er zijn twee dingen die me problemen opleveren omdat het moeilijk is om die in te pakken, mijn tafel en mijn lamp. Toch vind ik het naar om die te verkopen.

    Hoe heb je kunnen denken dat ik het risico zou nemen naar Ancelle te gaan voordat hij op de hoogte zou zijn gebracht door jou van mijn plan, van jouw goedkeuring, en van het doel dat ik nastreef?
Ik wed dat hij zelfs na jouw brief alles zou doen, niet om het uit te voeren, maar om zo langzaam mogelijk te reageren. Dat bezoek boezemt me angst in.
Ik weet zeker dat ik dan meerdere keren naar hem toe moet gaan, en dat kost me dan weer heel veel tijd, die verlies ik.
En ik heb al zo weinig tijd voor mezelf! Je hebt geen idee hoeveel keer hij toen jij me geld gaf het daarna weer tenietdeed, door me beetje bij beetje te betalen.
Iedere keer verloor ik tijd, en er werd ook veel geld verloren.

    Je weet niet wat het betekent voor mij om naar Neuilly te moeten. Het is een vreselijke onrust, een vermoeiende onzekerheid.
En dan moet je soms urenlang over politiek en literatuur kletsen, voordat ik aankom bij wat ik wil, en mijn gedachten zijn elders.
Die brave Ancelle heeft er geen idee van hoe vaak ik hem vervloekt heb.

    Hij haalt het geld maar op waar hij wil, en het reçu dat ik voor hem maak behelst maar 50 frank per maand tot aan volledige terugbetaling. Natuurlijk, neem ik dit aan, dat is verstandiger.
Hoewel ik eerst heel heldhaftig van plan was om helemaal niets op te nemen.

    Ik geloof dat mijn rekening (vanaf januari 1857) bewijst dat ik 400 frank voor loop. In veertien maanden is dat weinig. Er blijft dus van hier tot januari 1859 ongeveer 1600 over om te gebruiken, waarvan hij acht maal 150 frank zal inhouden, dat betekent 1200 frank.000000000 En het jaar daarop hetzelfde, dat wil zeggen 1800 frank. Dus 1 januari 1860 ben ik niets meer schuldig. (Want ik vergat je te zeggen dat jouw vrije ongedwongen uitnodiging me dwingt om 3000 frank te vragen voor meer zekerheid.
Ik zal het je zo uitleggen.) Maar tot die tijd, wat kan er allemaal niet gebeuren! Mijn hemel! Ik reken erop.
Ancelle zal me iedere maand mijn vijftig frank naar Honfleur sturen.

    Dan nu over wat er tussen mij en mijnheer Jaquotot is gebeurd (tussen twee haakjes, ik ben hem gisteren gaan bedanken): Hoeveel, zo vroeg hij me, moet er aan uw moeder gevraagd worden? – 3000 frank zou genoeg voor me zijn. – en toen, uit angst dat het me niet zou lukken, heb ik me bescheidener opgesteld, denkend dat ik uiteindelijk toch wel, bijvoorbeeld bij La Revue contemporaine of anderszins, de ontbrekende 600 frank zou kunnen vinden voordat ik vertrek.
Maar ik werk langzaam, maar ik ben heel opgewonden, heel ongeduldig.
En ik ben van gedachten veranderd. Al met al kan ik met 3000 frank veel doen, kan ik alles doen, maar op voorwaarde dat ik mezelf goed in de gaten houd, en nog geen 20 frank over de balk ga gooien.

    Wat gaat die reis me kosten? Wat kost het frankeren van het transport van die pakjes?

    (Het geld van L’Opium en La Revue contemporaine is niet verloren; dat komt te zijner tijd.
Trouwens, voor mijn vertrek, vanaf morgen, zal ik iedere dag mijn tijd besteden tot 2 uur om mijn werk te doen en ik zal mijn boodschappen en zaakjes regelen van 2 tot 5 uur).
Het is goed mogelijk dat ik je zelf mijn derde deel van Poe kan geven.

    Nu dan over de kwestie van de schuldeisers.

    Ik wil niet dat je je daarmee inlaat, met die waanzinnige angsten.

    De huidige pressende situatie wordt afbetaald met die 3000 frank.

    Voor wat betreft die oude schuldeisers, die oude tijgers ontwaken hooguit een of twee keer per jaar.
Maar, jij denkt dus dat ik nooit geld verdien. Ik verdien soms 2000 frank in een handomdraai, als ik het zo kan uitdrukken, en dan komt er een gat, een geldonderbreking.
De hele kwestie is dus om jezelf goed te gouverneren, iets dat ik nooit heb gekund of heb weten te doen.

    Je denkt dan zeker dus ook dat ik tegen de mensen ga zeggen: vervolg me maar fel bij mijn moeder.
IK VERBERG MIJN VERTREK BIJ IEDEREEN, behalve bij La Revue des Deux Mondes, Le Moniteur, La Revue contemporaine, bij een theaterdirecteur en Michel Lévy, dat wil zeggen bij de mensen die ik nodig heb, en die mij geld zullen sturen.

    Als ik geld naar Parijs moet sturen, dan zal ik mijnheer Marin, advocaat, met mijn zaken belasten.
Ik heb hem veel aan hem te danken de laatste tijd. Ancelle is te apathisch en heeft het te druk.

    Lieve mama, de tijd van de post nadert.

    Ik zou bijna de kwestie van het wonen vergeten. Echt, lieve moeder, je bent veel te aardig om je zo druk te maken of ik wel tevreden zou zijn.
Een gat! Een gat! Als het er maar schoon is!

    Hoe heb je kunnen denken dat ik het idee zou hebben om me de woning van een overledene toe te willen eigenen? Je denkt dus dat ik niet in staat ben om ook delicate ideeën te hebben.
Ik zou wel ondankbaar zijn als ik niet volledig tevreden zou zijn met het hele kleine.

    En toch, om de waarheid te zeggen, heb ik al twee maanden een vraag aan de punt van mijn pen hangen, die ik nog niet heb durven stellen: zie ik de zee vanuit mijn kamer?
Als het niet mogelijk is dan zal ik me er heel braaf bij neerleggen.

    Moet ik nog een of twee planken kopen voor de boeken?
Lieve moeder van me, je verwachtte ongetwijfeld een hele andere grote vreugde-explosie. Maar ik zal je mijn erkenning luid en duidelijk laten horen, wat veel beter is, en de beste manier om je mijn dank te betuigen is het uitvoeren van mijn plannen.

    Nog een belangrijk bericht. Ik dring erg aan op de noodzaak die er voor mij is om alles in een keer op te nemen, om elk tijdverlies te beperken opdat ik snel kan handelen, en zelf.

Ik wil geen verantwoording afleggen aan Ancelle. Voor jou is dat heel anders: als je dat wenst, krijg je die.
Dat is gerechtigheid. Ik omhels je met heel mijn hart.

Tot spoedig.

Charles.

  Gehele correspondentie          Volgende brief