Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Parijs, 1 april 1861.

Charles Baudelaire 
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie

  
Armand Guillaumin. Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Vertalingen Vivienne Stringa

Armand Guillaumin. 1841-1927. La Seine à Charenton.

Zoom

Parijs, 1 april 1861.

 

Lieve moeder,

    Ach! Is het nog wel tijd dat wij nog gelukkig zullen zijn?
Ik durf het niet meer te geloven  - veertig jaar, een Juridisch Raadsman van Toezicht, torenhoge schulden, en ook nog, het ergste van alles, mijn wilskracht kwijt, verpest!
Wie weet is mijn geest zelf wel beschadigd? Ik weet het niet, ik kan het ook niet meer weten, want ik heb zelf immers de capaciteit verloren om me ervoor in te spannen.

    Voor alles wil ik je iets zeggen wat ik je niet vaak genoeg zeg, en wat jij waarschijnlijk niet weet, vooral als jij me alleen maar op mijn buitenkant beoordeelt, en dat is dat mijn liefde voor jou alleen maar groter wordt.
Het is een schande dat deze liefde me niet eens de kracht geeft om overeind te krabbelen.
Ik overdenk de afgelopen jaren, die vreselijke jaren, en ik denk de hele tijd alleen maar aan niets anders dan aan hoe kort het leven is, meer niet. En mijn wilskracht roest steeds meer.
Als er ooit een man is geweest die al heel jong spleen en hypochondrie gekend heeft, nou, dan ben ik dat wel.
En toch wil ik leven, en ik zou zo graag een beetje willen weten wat zekerheid is, roem, en tevredenheid over mezelf. Iets verschrikkelijks zegt me: nooit, en iets anders zegt tegen me: probeer het.

Uit zoveel plannen en ideeën, opgepropt in twee kartonnen dozen die ik niet meer durf te openen, wat zal ik er van uitvoeren? Nooit iets misschien.

1 april 1861.

 

    Deze voorgaande pagina heb ik een maand, zes weken geleden, twee maanden geleden geschreven, ik weet niet meer wanneer. Ik ben nu verzeild geraakt in een soort onophoudelijke zenuwangst. Vreselijke slaap, vreselijk wakker worden.
Onmogelijk iets te doen. Mijn exemplaren hebben een maand op mijn bureau gelegen eer ik de moed had om er een enveloppe omheen te doen.
Ik heb Jeanne niet geschreven, ik heb haar al bijna drie maanden niet gezien; uiteraard, omdat het niet kon, heb ik haar geen stuiver gestuurd. (gisteren kwam ze hier; ze kwam net uit het ziekenhuis, en haar broer, van wie ik dacht dat ze op hem kon steunen, heeft tijdens haar afwezigheid een deel van het meubilair verkocht. Ze gaat de rest verkopen om een paar schulden te betalen.) In deze vreselijke geestelijke toestand, totale zwakte en hypochondrie, is het zelfmoordidee weer teruggekomen; nu kan ik het wel zeggen omdat het weer over is.
Ieder uur van de dag achtervolgde dit idee mij.
Ik zag er de absolute verlossing in, de verlossing van alles. Tegelijkertijd, en drie maanden lang, heb ik, door een vreemde, maar louter schijnbare tegenstrijdigheid, gebeden! Op elk uur, (tot wie? Welk bepaald wezen?
Ik zou het echt niet weten) om twee dingen te krijgen: voor mezelf, de kracht om verder te leven; voor jou, om nog vele, vele jaren te leven. Ik wil daarbij wel even zeggen dat jouw wens om te sterven echt absurd is en erg onliefdadig, want jouw dood zou voor mij de genadeslag zijn, en zou alle geluk verder uitsluiten.

    Het sterke denkbeeld is uiteindelijk verdwenen, werd verjaagd door een harde en onvermijdelijke bezigheid, het artikel over Wagner, in drie dagen geïmproviseerd in een drukkerij; zonder die obsessie van de drukkerij zou ik nooit de kracht hebben gehad om het te kunnen doen.
Sindsdien ben ik weer ziek geworden, neerslachtig, afschuw en angst. Ik ben twee of drie keer lichamelijk heel erg slecht geweest, maar een van de dingen die ik buitengewoon onverdraaglijk vind is dat ik als ik in slaap val, en ook tijdens mijn slaap, ik dan heel zuiver zinnen hoor, volledige zinnen maar heel banaal, heel triviaal, en die niets te maken hebben met mijn zaken.

    Jouw brieven zijn aangekomen. Ze waren  niet van een zodanige strekking dat ze me konden opbeuren.
Je hebt altijd wapens bij je om me te stenigen met de mensenmassa. Dat alles dateert al vanaf mijn kindertijd, zoals je weet.
Hoe doe je dat dan, dat je voor je zoon altijd het tegenovergestelde bent van een vriendin, behalve voor geldzaken, en dan nog, en daar blijkt jouw absurde en tegelijkertijd gulle karakter uit, alleen als ze op jou betrekking hebben?
Ik heb zorgvuldig voor jou in de inhoudsopgave alle nieuwe stukken aangegeven. Het was makkelijk voor je om te verifiëren dat ze allemaal voor het kader waren gemaakt. Een boek waar ik twintig jaar aan heb gewerkt, en waarvan ik overigens niet de baas over mag zijn het niet te mogen herdrukken!

    Wat de heer Cardine betreft, dat is een ernstige zaak, maar in een heel andere betekenis dan die jij denkt.
Ook al zit ik midden in diep leed, ik wil niet dat er een priester tegen mij komt strijden in het hoofd van mijn oude moeder, en ik zal er orde gaan scheppen, als ik dat kan, als ik er de kracht voor heb.
Het gedrag van die man is monsterlijk en onverklaarbaar. Wat betreft het verbranden van boeken, dat gebeurt niet meer, behalve bij de gekken die graag papier zien fikken.
En ik, ik was zo dom om niet een kostbaar exemplaar voor mezelf te houden, om hem te behagen en om hem iets te geven waar hij al drie jaar om zat te vragen!
En nu zit ik zonder exemplaren, voor mijn vrienden!
Jij moet mij altijd op de knieën hebben voor iemand. Dat was toen ook zo voor meneer Emon. Dat weet je vast nog wel. En nu moet dat voor een priester die niet eens de fijnbesnaardheid heeft om een krenkende gedachte voor zich te houden in jouw bijzijn.
En hij heeft niet eens begrepen dat het boek gebaseerd is op een katholiek gedachtegoed! Maar deze invalshoek is van een geheel andere orde.

    Wat mij vooral van zelfmoord heeft weerhouden, zijn twee ideeën die jou waarschijnlijk zeer kinderlijk zullen lijken. Het eerste was dat ik het als mijn plicht zag om jou gedetailleerde aantekeningen te geven  voor het betalen van mijn schulden, en dat ik daarom dus eerst naar Honfleur moest gaan, waar al mijn documenten liggen, en die ik alleen kan lezen.
Het tweede   - zal ik het toegeven? - was dat het zeer moeilijk zou zijn om  ermee te kappen terwijl ik minstens mijn kritieken nog moest publiceren, als ik van de toneelstukken afzag (er is een tweede al in de maak), van romans, en ook nog van een groot boek waar ik al twee jaar van droom: Mijn hart blootgelegd, waarin ik al mijn woede stop. Ach! Als dat boek ooit verschijnen mocht, dan zullen de Bekentenissen van J[ean] - J[acques] daarbij verbleken. Zie je dat ik toch nog wel dromen heb.

    Jammer genoeg had ik voor het maken van dit aparte boek die massa’s brieven van iedereen moeten bewaren, maar die heb ik sinds twintig jaar weggegeven of verbrand.

    Nou ja, zoals ik je al zei, een keiharde taak heeft me uit mijn apathie en mijn ziekte gehaald voor drie etmalen. De ziekte zal weer terugkomen.

    Over de Raadsman van Toezicht, wat jij me erover vertelde heeft me alweer aan het dromen gebracht.
Ik denk dat ik eindelijk een manier heb gevonden van combinatie, waardoor ik maar voor de helft geruïneerd word, waarbij ik veel pleziertjes kan hebben, en waarmee ik dientengevolge jouw inkomen kan aanvullen, want, hoe weinig ik dan ook verdienen zou, ik zou hoogstens maar de helft nodig hebben. Ik zal het je wel uitleggen. Vervloekte uitvinding ook!
Uitvinding van een moeder wiens hoofd te veel bezig is met geld, die mij onteerd heeft, in steeds nieuwe schulden steekt, die in mij alle vriendelijkheid heeft gedood, en die zelfs mijn kunstenaarsopleiding en schrijversloopbaan belemmerd heeft, die nu niet af zijn en onvolledig gebleven zijn.
Verblinding veroorzaakt grotere geselingen dan gemeenheid.
Wat zeker is, is dat deze situatie niet nog langer kan duren.
Ik geloof niet dat ik gek kan worden. Maar ik kan wel asociaal en daardoor zo onaangepast worden dat ik voor gek verklaard kan worden.

    Zodra ik je brief had gelezen, heb ik Ducreux  geschreven dat ik niet wilde dat hij je zou lastig vallen, en dat het alleen mijn taak was om te betalen.
En dat hij hoe dan ook van mij zou horen aan het eind van de maand. De nieuwe maand is alweer aangebroken, en ik heb niets. Ik wilde helemaal niets van jou (die 23.000 frank!
Daar denk ik vaak aan!) en vandaag smeek ík je om me die 200 frank op te sturen.
Ik biecht je in alle eerlijkheid op dat ik daarvan 50 of 60 frank zal afhalen voor mijn hotel (dat ik moet blijven bijgieten tot de dag waarop ik door een opklaring naar Honfleur kan gaan zonder dat ik bang hoef te zijn dat mijn rust, waar de jouwe van af hangt, er verstoord wordt) of voor wat toiletspullen die ik echt nodig heb.

    Ik smeek je, en maak gebruik van de spoorwegen (tegenover de stoomboten) of van een aangetekende brief.
Ik geloof dat het exacte bedrag 190 is. Maar ik dacht dat de overheidsinstellingen (de posterijen in ieder geval wel) alleen hele getallen accepteren. Als het kan, zorg er dan voor dat ik het overmorgen heb.

    Er zit altijd een risico aan als jij de betaling op je neemt voor wat ook maar voor mij, dat zou de mensen kunnen aanmoedigen.

    Wat mij aangaat, ik word vervolgd voor 2000 frank aan wissels, waarvan 1300 te maken hebben met meneer de Calonne.
Ik ben gebrouilleerd met hem, hij heeft zich schandelijk jegens mij gedragen. Die wissels waren voorschotten. En het is nu zo dat de prijs van alles wat ik maak en ga maken bij La Revue européenne van de heer de Calonne is.
Ik krijg niets van mijn auteursrechten. Parallel hieraan, die 700, die wel op mij betrekking hebben.
Zie je dat er moed voor nodig is. Ik mag niets ten gunste van mezelf besteden.
Me amuseren en plezier maken, ik weet niet meer wat dat is.
En om weer naar Honfleur te kunnen komen, moet ik, minstens, een maand, dertig dagen aan het werk zonder respijt. Vind je dat ik de eerste stommiteiten van mijn vroegere jaren duur genoeg betaal?

    Ik had je nog veel meer andere dingen te vertellen.
Maar ik heb niet genoeg papier noch tijd.
Wees lief voor me, vergeet niet dat je heel vaak onrechtvaardig tegen me doet zonder dat je dat merkt, vooral wanneer je me ervan beschuldigt dat ik je te weinig liefde en aandacht geef.
Ik heb dat begin van die ene brief bewaard om je dat te bewijzen, die schreef ik op een moment dat ik nu eens geen verwijten van je kreeg.

Charles.

Je hebt er geen idee van hoe vaak ik in mijn plannen jouw leven bij het mijne betrok.

Heb je La Contemporaine gekregen ? Ik zal je L’Européenne ook sturen.
Ik heb geen tijd om deze brief over te lezen.

  Gehele correspondentie          Volgende brief