Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Brussel, 5 maart 1866

Charles Baudelaire 
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie

  
Vincent van Gogh. Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Vertalingen Vivienne Stringa

Vincent van Gogh. 1853–1890.

Zoom

Brussel, maandag 5 maart 1866.

   De originele brief

 

Lieve moeder,

 

    Omdat ik weet dat het minste of geringste kleinigheidje over mij je kan amuseren, stuur ik je dit artikel, in drie nummers (er zijn er maar twee, ik heb de eerste niet gekregen), die al lange tijd geleden verschenen zijn.

    Er zit talent bij die jonge mensen, maar wat een dwaasheden! Wat overdreven en wat een zelfingenomenheid bij die jonge lui! Sinds een paar jaar had ik her en der al eens imitaties en tendensen waar ik bang van werd.
Ik vind niets schadelijker dan imitators en ik wil niets liever dan alleen zijn.
Maar dat is dus niet mogelijk, en het schijnt dat er zoiets als l’école Baudelaire bestaat.

    Je schrijft me maar dwaze dingen, lieve moeder van me, en je verwijten over mijn onverstandigheid troosten me niet echt. Ik ben slachtoffer, slachtoffer van België, en ook slachtoffer van Lemer.
Ik ben van je weggehouden, twee jaar meer dan ik dacht, na al die lange tijd daarvoor al. Ik moet me nu alleen bedruipen, en dat ik het kwaad repareer.
Je zou me toch al gewoon heel goed alleen aan mijn lot kunnen overlaten, zonder daar ook nog eens verwijten aan toe te moeten voegen.

    Maar goed, ik heb nog liever verwijten dan helemaal niets. Want je stilzwijgen is voor mij altijd wat mij het meest ongerust maakt.
En omdat je me niets vertelt over je gezondheid, betekent dit dat het wel goed gaat, nietwaar?

    Ik ga nu twee weken actief werken aan mijn Spleen de Paris, en aan nog wat andere bagatellen. Als dat allemaal af is (behalve La Belgique) ga ik naar Parijs om zelf mijn geluk te zoeken.
Uiteraard zal ik dan daarna weer terug naar Brussel moeten. Maar, als ik in Parijs succes boek, als ik er in slaag om mijn verkoop te bewerkstelligen, keer ik maar voor een paar dagen naar Brussel terug.
Ik moet toch zeker nog wat dingen regelen, mijn rekeningen betalen en verhuizen. Denk je soms dat ik het leuk vind om op een plek te leven dat bevolkt wordt door dwazen en vijanden, waar ik verschillende Fransen heb gezien die net zo ziek waren geworden als ik, en van wie ik denk dat de geest net zo achteruit gaat als het lichaam, zonder mee te tellen dat ik vergeten word en dat ik zonder het te willen, al mijn relaties in Frankrijk kwijtraak?

    Mijn meest geliefde droom was altijd om in Honfleur te gaan wonen.

    Ik heb gehoord dat Sainte-Beuve heel erg ziek was geweest. Hij schreef me dat het goed met hem gaat.
Had hij, voormalig medicijnstudentje, zich niet in zijn hoofd gehaald ondanks de raad van iedereen, ondanks het risico dat groter wordt met de leeftijd, te eisen dat hij een pijnlijke operatie zou ondergaan? Nou, het is wel geslaagd.

    Sinds enige dagen drink ik geen wijn meer in de ochtend. Koud vlees en thee, op zijn Engels. Het grote voordeel is dat je dan meteen aan het werk kan en ook lange tijd. Maar door die kleine theedronkenschap krijg ik bloedstuwing, net als zoals wanneer je een ijsje eet je dat in je hoofd voelt. En ja, ik ben nu verschrikkelijk bang voor elke vorm van hoofdpijn.
Die mijnheer Lécrivain (die naar Lemer was gegaan, en die weer terug naar hier was gekomen) heeft ook weer zenuwpijnen, galaanvallen en koud zweet gekregen.
Maar, die man die een reus en één en al kracht is, is er veel slechter aan toe dan ik.

Veel liefs.

C.B.

Ik heb al heel lang geen woord meer van Ancelle gekregen.
Als ik hem beledigd heb, dan is dat niet door een gebrek aan voorzorgsmaatregelen.

Ik zie hem in Parijs.

  Gehele correspondentie          Volgende brief