Charles Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Brussel, 4 mei 1865

Charles Baudelaire 
Brieven aan zijn moeder. Gehele correspondentie

  
Vincent van Gogh. Baudelaire. Brieven aan zijn moeder. Vertalingen Vivienne Stringa

Vincent van Gogh. 1853–1890.

Zoom

Brussel, donderdag 4 mei 1865.

 

Lieve en goede moeder,

    Ondanks mijn oprechte goede voornemens aan het begin van dit jaar, ben ik toch genoodzaakt om weer een beroep te doen op jouw welwillendheid, als dat mogelijk is.
Ik denk al bijna een maand aan deze onvermijdelijke noodzaak, en ik vind het vernederend, en ik heb niet alleen zolang gewacht omdat ik er zo erg tegenop zag je het te moeten vertellen, maar ook omdat ik je niet wilde storen in je devoties voor Pasen.

    Ik moet naar Parijs toe om zelf over mijn zaak te praten. Ik moet naar Honfleur om mijn begin op te halen van één van mijn werken (het einde zal ik met me meenemen).
Daarna moet ik weer terug naar Parijs om zo goed en zo kwaad als het gaat een manier te vinden om iets zien te tekenen (ik ben niet tevreden met de aanbiedingen die me zijn gedaan, en ik hoop er meer uit los te krijgen) en dan uiteindelijk moet ik weer naar België terug waar ik ditmaal maar een dag of tien zal blijven.

    Die reis zal op zijn minst een week in beslag nemen. Maar hoe moet ik dat doen? De vrouw van het hotel valt me steeds lastig en ik heb haar beloofd zonder dat ik wist wat ik zei, dat ik haar zaterdag geld zou geven.
En verder moet ik van alles hebben, in het bijzonder schoon linnengoed.
Ik wil en kan me niet richten tot Ancelle. Ten eerste zou dat zinloos zijn, en bovendien wil ik koste wat kost met hem op goede voet blijven, zoals we dat sinds vier maanden zijn.

    Ik zou, inderdaad, kunnen accepteren wat me is aangeboden. Maar hoe lang zouden die onderhandelingen nog duren steeds, per brief!
Er is me 1500 frank geboden (het boek over België daarbij niet inbegrepen) en dat zou precies genoeg zijn om van België af te komen en weer naar Frankrijk te gaan.
Maar, ik heb veel meer nodig vanwege de schuldeisers in Parijs.
Dus kortom, hoe moet ik het doen om zelfs maar een week weg te gaan van hier, zonder hier een flinke aanbetaling te doen?
Ik denk dat ze dan denken dat ik een dief ben.

    Ik sta in de schuld voor de maanden november, december, januari en april.
In februari en maart heb ik al mijn uitgaven betaald.

    Uiteraard zal ik bij mijn eerste reis naar Honfleur nog geen geld voor je mee kunnen brengen. Die ene dag in Parijs is niet genoeg voor me om een overeenkomst te sluiten.
Ik hoop bij de terugreis door Parijs dat af te kunnen sluiten.
Laat me denken dat ik voldoende voorspellingsvermogen heb om je eerst datgene terug te geven wat je me opgestuurd hebt.
Trouwens, het mooie weer komt eraan. En als ik het je niet terug zou geven, zou ik je vast je reis naar Parijs verhinderen waar je zo naar verlangt.
Dat is een reden waardoor ik gedwongen word het niet te vergeten.

    Parijs boezemt me grote angst in. Maar de noodzaak om zelf over mijn eigen zaak te discussiëren zal me energie geven, en het vooruitzicht Honfleur weer te zien, ook al is het maar voor een etmaal, zal me goed doen.
Ik ben in een regelrechte lusteloosheid terecht gekomen.
Ik heb geen kracht meer om nog verder te werken aan het boek over België, noch aan de Poèmes en prose. Wanneer ik een rijtuig zie waarop koffers van een reiziger worden geladen, denk ik elke keer: “Dat is een geluksvogel! Die kan tenminste weg!”
De twee of drie Belgen die ik naar verhouding wel aardig vond, vin dik nu onverdraaglijk.

    Ik vergat je te zeggen dat, als ik mag denken dat je me geld kunt sturen voor het hotel en de boodschappen, ik ook nog geld moet achterhouden voor mijn vier treinreizen.
Want ik weet niet of ik de tijd of de handigheid zal hebben om gratis reiskaarten te krijgen in Parijs.

    Ik denk dat ik vijf of zes dagen nodig heb om hier wat hemden en een paar schoenen te laten maken.
Ik ga dus op zijn laatst zondag de 15e weg, en ik zal zondag de 16e in Parijs zijn.
Dan ben ik de 17e  's avonds in Honfleur, en ik zou het zó willen hebben dat ik de 21e in Brussel terug kan zijn, om de laatste tien dagen van de maand te wijden aan het er van afkomen van dit land, waar de paar dingen die men gezien moet hebben niet opwegen tegen de afschuw en de walging die de bewoners bij me opwekken.

    Het schijnt dat het heel moeilijk is om het met elkaar eens te worden per brief, of dat het heel moeilijk is om op een normale manier recensies correct te verkopen. 500 frank per boek is vanzelfsprekend alleen maar de prijs van een oplage.
Maar mijn bedoelingen waren toch heel duidelijk verkondigd.
Omdat ik veel geld nodig had voor de schuldeisers in Parijs, wilde ik vier boeken tegelijk voor vijf jaar afstaan, dat wil zeggen de prijs krijgen voor alle waarschijnlijk te drukken oplagen gedurende vijf jaar.
Voor een boekhandelaar is dat een spel, waarbij hij kan winnen en verliezen.
Ik weet zeker dat mijn manier van doen heel makkelijk geweest zou zijn, als het om romans was gegaan. Maar recensies!
Enfin, ik wil mezelf berispen, en ik weet zeker dat ik daaruit, misschien niet enkele tienduizenden franks, maar toch zeker wel een beetje meer dan wat men mij aanbiedt kan halen.

    Ik stuur je twee artikelen, die zijn net zo dom als die ik je al had gestuurd. Er zijn er vast nog veel meer verschenen, maar die heb ik niet gezien, met name één die heel lang was, in de Revue germanique.
Toen ik jonger was wond ik me veel meer op over artikelen die over mij gingen. Maar tegenwoordig laat me dat helemaal koud.

    Lieve moeder, je hebt me in je laatste brieven hele mooie en aardige dingen geschreven.
Je zult je wel afvragen of ik je daarvoor bedankt heb. Wat betreft datgene wat je het meest op deze aarde interesseert, dat wil zeggen je zoon, zal ik je zeggen dat het de verstandigste, redelijkste en evenwichtigste man is die er bestaat, voor geld, geluk, werk, etc.
Maar door ik weet niet wat voor een zwakte van zijn wilskracht, kan hij zijn excellente ideeën niet in de praktijk brengen. Wat ik wel heel goed weet, is dat ik veel moet gaan werken (hier kan ik dat niet meer), mezelf te laten wennen aan eenzaamheid, me van elk plezier te onthouden, behalve van werken (me onthouden is niet zo moeilijk voor mij, want plezier maken verveelt me al heel lang), en verder alleen maar belang hechten aan het perfectioneren van mijn geest en de roem.
Veel mensen denken of doen alsof ze denken dat roem een ijdel iets is.
Wat mij betreft zal ik gewoon toegeven dat ijdelheid mij het meest positief en het meest stevige in de wereld lijkt, maar misschien ook het moeilijkst om te krijgen.

    Je hebt zeker wel gehoord dit jaar van de dood van mevrouw Lacrosse, en vorig jaar van mevrouw Orfila, voor wie de kranten zoveel lofredes hebben gemaakt.
Ik heb je er niet over durven spreken dus.

    Hoe gaat het met je?
Vergeet niet hoe bang je me hebt gemaakt toen je me vertelde in wat voor toestand je terecht kwam toen je geen dokter wilde roepen.

    Je hebt waarschijnlijk de benoeming van Sainte-Beuve als senator al vernomen. Ondanks mijn contact met hem, zou het denk ik wel goed zijn als ik hem schrijf om hem te feliciteren.
Ik meen dat hij een hekel heeft aan allerlei officiële honneurs, maar hij is al oud, en hij is arm. Nu is hij rijk. hij zal wel heel blij zijn.
Maar hij is zo gewend aan werken, dat hij, wed ik, doorgaat met zijn enorme werk aan de Constitutionnel.

    Een bizar iets: mijnheer Ancelle had een machtiging nodig van me, om geld te krijgen waar ik recht op heb door de familie Labie. Wat vervelend!
Een Belgische notaris, vier getuigen, de minister van Binnenlandse Zaken, de ambassade, dat alles heeft me mijn laatste 20 frank gekost.

Vergeet niet dat je niet op de enveloppe van je brief moet zetten: Hôtel du Grand Miroir, maar gewoon: rue de la Montagne 28, Brussel.

    Door de woorden: Hôtel,...etc., moet de geadresseerde naar het grote postkantoor gaan, met papieren om zich te identificeren.
In het andere geval komt de postbode bij de persoon zelf.
Neem het me niet al te veel kwalijk, ik smeek je. Ik verzeker je, dat ik de nodige activiteit en nauwkeurigheid zal vinden voor deze zakenreis.

Tedere kussen.      Charles.

  Gehele correspondentie          Volgende brief