Charles Baudelaire aan Mme Aupick. Parijs, zaterdag 24 mei 1862.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN MADAME AUPICK
Parijs, zaterdag 24 mei 1862.

 

Lieve moeder,

    Morgen, zondag, antwoord ik uitgebreid en nauwkeurig op je laatste twee brieven.
Ik zal je zo’n lange brief sturen waarin alle inhoud te laat wordt uitgestort.

    Je hebt het goed geraden.
De zaken lopen heel langzaam, en ik wil me absoluut weer in eenzaamheid onderdompelen.

    Ik ontloop Parijs, vooral om elke vorm van gezelschap te ontvluchten.
En dus wil ik in Honfleur niet dezelfde Parijse kwelling ondergaan, en ik wil me aan niemand prostitueren, noch aan de burgemeester, noch aan meneer pastoor, noch aan de heer Émon, noch aan anderen van wie ik de namen vergeten ben.

    Ik zal je morgen vertellen over mijn bezoek aan Fontainebleau, dat ondanks de goede gratie van mijn schoonzus erg vervelend voor me was. Een hele dag met Ancelle! Kun je je voorstellen wat dat betekent voor mij?
Een man die niet alleen gek is maar ook nog dom!

    En het spook van de Raad van Toezicht heeft zich die dag drie maal opgericht, in aanwezigheid van een griffier, een notaris, een advocaat, en van weet ik veel wie nog meer. Ancelle genoot ongetwijfeld van mijn vernedering.
Hij heeft me daarheen gelokt zonder me te waarschuwen.
Ik was niet één keer gemeen, maar ik denk dat ik het wel mag worden.

Tot morgen, veel liefs en kussen.

CHARLES.

Ik heb de Chateaubriand.

Voor die nieuwe Misérables vrees ik dat ik niet de moed heb om die te vragen.
De familie Hugo en discipelen vind ik vreselijk.

  Inhoudsopgave     Volgende brief