Charles Baudelaire aan Jules Barbey d'Aurevilly. Parijs, 9 juli 1860.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN JULES BARBEY D’AUREVILLY
Parijs, 9 juli 1860.

 

Beste Ouwe Schurk,

    Denk aan mij! Remember, Esto memor!

    Mijn metalen strot spreekt alle talen;

    Dat wil zeggen, dat wanneer ik een verlangen heb, ik dan op een klok lijk.
Het lijkt dan of mijn tik-tak alle talen spreekt. Nee even serieus, ik heb u nodig.
Hier is een goed boek (u weet wat ik daar onder versta) waartegen men onrechtvaardig doet. En u heeft een poëtische stem, laat hem horen.
In Débats en in de Revue européenne staat dat men zich af kan vragen of mijn morele gezondheid verbeterd is, ondanks de gemaaktheid van strenge moraal die ik op het papier ontplooi.
Het bewustzijn binnen willen treden is een rol die de recensent zich nog niet had toebedeeld. Maar niets verbaast me nog in een tijd waarin een minister verkondigt dat de roman bedoeld is om het bewustzijn van de massa te perfectioneren, en waarin de politie (die denkt dat zij De Moraal zelve is) te goed geklede meisjes uit cafés weert.

    Men heeft mij verteld (en is dat waar?) dat u buitengewone kunsttoeren over de heren Aubryet en A. Pommier heeft uitgehaald, en dat u daarmee Granier ertoe gedwongen zou hebben u te verzoeken om de literatuur voor enige tijd een beetje links te laten liggen met opstandige kritieken.

    Ik moet daarentegen juist opbiechten dat uw artikel over Père Lacordère (behalve het eerste hoofdstuk, vreselijk wanordelijk), werkelijk prachtig is.
Er zit daar een echte trots in, een christen aristocratie, waaraan ik me zelf onderwerp. Ik ben alleen wel verbaasd dat u er niet aan heeft gedacht om op een analogische manier een parallel te trekken tussen de zogeheten religieuze schilderkunst uit deze tijd (een regelrecht voddenalbum) met de oude religieuze schilderkunst (Michelangelo zelf), die majestueus verpletterend is. Dit hors-d’oeuvre bood zichzelf aan.

    Ik heb twee avonden doorgebracht met de Walgelijke Veuillot.
Hij heeft me ontwapend met zijn stomheid. Ik zie er vanaf om wraak te nemen op hem. Hij is altijd nuttig voor gebruik als een democraat.
Ik had hem mee willen nemen naar enkele volksdanszalen. Maar hij is bang voor elk gevaar voor zijn maagdelijkheid.

Ik ga binnenkort weg uit het Hôtel de Dieppe, rue d’Amsterdam 22, waar ik altijd ben om 11 uur en om 5 uur.

Kom dus, Misérable. Ik zal u mooie dingen laten zien (die niet bij de literatuur horen).

Charles Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief