Charles Baudelaire aan Feydeau, Malassis. Parijs, 19-23 februari 1860.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN ERNEST FEYDEAU
Parijs, 19 februari 1860.

 

Duizendmaal dank.

     Ik zit midden in vreselijke zaken, maar ik zal tijd vinden om Catherine te lezen.

     Ik vind dat hij onbetamelijk is, hoe heftig onze persoonlijke affaires ook zijn, om niet eens te lezen wat onze vrienden doen.

Geheel de uwe.

Ch. Baudelaire.

AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, 23 februari 1860.

 

Weer een groot onheil.

    Ik bevind me, vanavond, nadat ik op Tenré en Castille had gerekend, in een noodzaak om die 1013 bij Gélis en Didot te disconteren, die zullen beginnen met het opnemen van de laatste 360 frank, van die bankroet van Morel die op mij neerkomen.

    Voordat ik een besluit nam, en ik niet eens de tijd had om u te raadplegen, heb ik veel nagedacht.
Ik zag dat de wissel van Christophe, die 750 frank is, pas op de 28e valt.

    Op zijn laatst ga ik morgenochtend naar Gélis. 1013 , min 360 en ongeveer 20 frank, wordt 633 frank, en als die opgeteld wordt bij wat ik heb, wordt het 1163.
Als de wissel van Asselineau betaald is, heb ik 363 frank over.

    De wissel die ik u stuur wordt ondersteund met een schuldoverdracht van 400 frank die ik voor mijn moeder had bestemd, maar we moeten ons zetten naar de omstandigheden, en ik wil geen schuld verhogen die ik juist wens te laten dalen.

    Mijn precieze toestand, jegens die de Rode, ziet er zo uit: meerdere keren heeft hij me beloofd dat hij me het geheel zou betalen voor de rest van Eureka. Toen kwam er een ruzie, die niets te maken had met geld.
Hoewel ik veel te klagen heb over die mensen, laat me toch even de tijd om hem op de hoogte te brengen van deze schuldoverdracht.
Mocht hij, uit rancune, - hij is zó dom! – zijn belofte intrekken en me pas na het drukken willen betalen, dan moet u wel weten dat het voorlaatste gedeelte verschijnt in de eerste dagen van maart, en het laatste deel in de eerste dagen van april.

     Stuur me snel, naar mij of naar Christophe, die 400 frank, die ongetwijfeld zullen neerkomen op 394.

Ik zal morgen naar de Rode schrijven.

En u moet het maar aangeven zoals u wilt, maar niet met een brief.

Ik hoef u niet te zeggen dat de problemen die u hierdoor krijgt me veel zorgen baren.

C.B.

Voor wat betreft uw uitstekende advies, dat wordt opgevolgd.

P.S. – Ik zal morgen toch wel wat moeite doen om alles bij Gélis weg te slepen, maar ik reken er niet op.

  Inhoudsopgave     Volgende brief