Charles Baudelaire aan Eugène Crépet. Parijs, 17 januari 1861.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN EUGÈNE CRÉPET
Parijs, 17 januari 1861.

 

Beste vriend,

    U vraagt mij of u serieus op mij kunt rekenen? - JA. -
Ten eerste moet ik u deze aantekening geven, ten tweede sta ik erop die te zien voorzien van mijn handtekening.
U zegt dat ik reeds beweerd had dat hij al af was.
Ja, en ik was daar ontevreden over!
Als ik met mijn buik of met mijn hoofd onder een wiel terecht was gekomen, dan zou u me nog krediet geven, ondanks dat u al heel lang wacht.
Welnu, u mag iets dat nog veel erger is (geestelijk) verwachten.
Ik ben net weer een ander leven begonnen sinds vier dagen, en ik ben pas vijf dagen in Parijs terug, en ik zit hier met zeven achterstallige stukken voor me, die van u daarbij inbegrepen.
Allemaal even urgent, een totaal van honderd zestig pagina's.

    Ja, ik wens dat u nog op mij rekent. Wanneer ik ertoe zal komen om een of twee etmalen voor u vrij te kunnen maken, dat weet ik vandaag nog helemaal niet.
Ik weet alleen dat ik met de dag zal bekijken wat ik moet doen.

    Ik schrijf u weer zodra ik weer gekalmeerd ben.

    Ik antwoord u op de 17e omdat ik uw brief de 17e kreeg.
Maar hij is van de 12e gedateerd.
Dat komt waarschijnlijk van de onzekerheid van het adres.

    Vier dagen geleden kwam ik de heer Gide tegen.
En omdat ik graag wilde weten of u door mijn schuld in de problemen was gekomen, heb ik hem hier vragen over gesteld.
Hij verzekerde me dat geen enkel probleem momenteel van mij kon komen.

    U zult deze brief wel geen goed antwoord vinden.
Toch staat hier de zuivere waarheid. Een groot probleem, veel achterstand, en de zekerheid dat ik uw zaak zal afmaken. Tegelijkertijd, de Pierre Dupont.

Hoogachtend,

Ch. Baudelaire,

Rue d’Amsterdam 22.

  Inhoudsopgave     Volgende brief