Baudelaire, correspondentie, zijn jeugd. Aan A. Baudelaire. Lyon, 22 november 1833.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN ALPHONSE BAUDELAIRE 1
Lyon, 22 november 1833.

12 jaar oud

    Veel te vertellen, maar primo mijn excuses aanbieden.
In mijn luiheid heeft zich een beetje eigenliefde gemengd.
Omdat je niet terugschreef, dacht ik dat het voor mijn eigen eer beter was om niet twee keer achter elkaar te schrijven.
Maar ik moest toegeven dat het belachelijk was.
Daarbij ben je mijn oudere broer, ik heb respect voor je, je bent mijn broer, ik houd van je.
Veel dingen te vertellen aan je, ik beloof het je aan het begin van deze brief, wel, ik ga nu mijn belofte nakomen.
Ik heb mijn voet verstuikt, en het is verband op verband (of bindsel), en ik heb net zo’n hekel aan verband als aan dokters.

    In Lyon wordt een hangbrug gebouwd, helemaal van ijzerdraad.
Alle winkels krijgen verlichting op gas, in alle straten wordt nu gegraven. De Rhône, de snelle rivier met dat plotse wassende water, is alweer buiten zijn oevers getreden. Want het regent hard nu in Lyon.
De glasfabriek die op het schiereiland staat vlakbij de stad (want wij wandelen daar, scholieren), nou, de Rhône dringt steeds dieper die landengte in.
Hij knaagt, hij vreet hem aan. Vannacht heeft hij dan eindelijk de landengte weggespoeld.
Dat zijn dingen die vaak gebeuren in de Rhône.
Een ongelijkheid wordt een inham, de landtong wordt een eiland. Want de rivier is heel snel.

    Mijn brief is heel slordig neergekrabbeld, maar ik heb een hele slechte veer, ik maak me daar nooit zo druk om.
Ik verlang er naar om me te excuseren voor mijn luiheid met een lange brief.
Maar ga eens na wat een wrede kwelling het is, door dat kneuzinkje kan ik niet gaan dansen, en ik sla nooit een contradans over.

    En dan ook nog dit!
Tijdens mijn vakantie, nou toen heb ik toneel gespeeld, en ik ga ook nog een spreekwoordenblijspel spelen.

    Er staan misschien wat gekke dingen in mijn brief. De gedachten zijn misschien net zo onregelmatig als mijn handschrift. God zij dank, onze correspondentie was zo lang onderbroken, dat het niet moeilijk was om onderwerpen te vinden voor deze epistelconversatie. Het is trouwens beter om amicaal te kletsen dan om onzin en pathos te vertellen.

    Maar zeg, Théodore heeft prijzen gewonnen! En … Charles heeft niets gekregen.
Wat drommel! Ik zal ze ook krijgen. Zeg maar tegen Théodore dat ik gekroond zal worden door zijn toedoen.
Een eervolle vermelding van excellentie (de vierde) en een voor vertalen (de vijfde)!
Dat is echt erbarmelijk: maar ik wil en zal dat ook krijgen. Niettemin toch gelukwensen voor Théodore, en voor mij schande, schande.
Vertel hem maar dat hij me daar mooi belachelijk maakt.

    En mijn zuster, hoe is het met haar? Is ze er weer bovenop?
Veel groeten van mama. Van mij ook.
Vertel me of liever schrijf me alles over allen en over jou.

Carlos.

Je nummer, je huisnummer.

1  Alphonse Baudelaire, de halfbroer van Charles, was een zoon uit een eerder huwelijk van zijn vader.

  Inhoudsopgave     Volgende brief