Baudelaire, correspondentie. aan Narcisse Ancelle. Dijon, 12 januari 1850.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
eerste deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN NARCISSE ANCELLE
Dijon, 12 januari 1850.

 

    […] dit werd allemaal uiteraard niet in zulk net Frans verteld, maar het is wel de zeer exacte betekenis.

    De vriend in kwestie is mijnheer Trapadoux, een buitengewoon eerlijke jongeman. Let wel, ik geef u deze naam alleen opdat u die kunt gebruiken tegen deze man, want tot nu toe was u slecht ingelicht over deze hele affaire.

    Die man komt bij u aan. Hij vertelt u over een vriend voor wie ik heb geantwoord. Er moest inderdaad geprobeerd worden om zijn zaak uit te leggen.

    Vervolgens schrijft hij mijn moeder. Nu wordt het iets heel anders. Nu is er helemaal geen sprake meer van VRIEND. Nu ben ik ineens alles schuldig.
Dat is dus tegenstrijdig. Voor een onderzoeksrechter zou dat genoeg zijn om tot een oordeel te komen. – Zijn brief is erg zoetsappig. Veel complimenten over mij, en grote zorgen voor mijn eer.
Ik heb het nooit met hem gehad over moeder, over Turkije, noch over terugkeren naar Frankrijk. Dat is allemaal gedichten om zijn affaire te ondersteunen.

    Heeft hij me 29 november niet in woede gezegd: Ik heb inlichtingen ingewonnen over uw familie.
Dat verklaart alles. Die man heeft een foute daad begaan, en hij zinkt daarin steeds dieper weg met zijn vastberadenheid.

    Heeft hij nu de boeken vervalst, dat is de vraag waar het allemaal om draait.

    Ik weet zeker dat het geld van die schuld van die jongeman samen met mijn 42 frank geen 200 frank bedraagt.
Dan zou er dus diefstalverzwaring zijn.

    Ik vertel het nogmaals, ik heb nooit voor wie dan ook geantwoord, en ik heb nooit iemand aanbevolen. Niettemin, indien u denkt dat u verplicht bent om te betalen, moet u een afstanddoening eisen voor de schuld van mijnheer Trapadoux.
Bied hem aan om hem terug te betalen. Als hij het reçu voor Trapadoux van u wil aannemen, dan toont u hem de brief die hij aan Madame Aupick geschreven heeft en dan zegt u tegen hem: Ziet u nu wel dat u gelogen heeft.
Als hij het reçu voor Trapadoux weigert, dan zegt u tegen hem: U liegt, want u heeft eerst tegen me gezegd dat de wissel een garantie was voor een andere schuld dan die van mijnheer Baudelaire.

Ik denk dat ik de affaire nu voldoende heb uitgelegd.

Charles Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief