Baudelaire, correspondentie. aan Mme Aupick, aan Nadar. September, december 1844

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
eerste deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

WISSEL
Parijs, 11 september 1844.

 

[Wissel opgemaakt door Arondel, 800 frank, voor ontvangen waarde: aflooptermijn: 25 december 1844]

Bon voor 800 frank.

C. Baudelaire.

Quai d’Anjou 17.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, eind september 1844.

 

     Ik heb er helemaal niets van begrepen waarom ik vanochtend 40 frank ontving.
Ik verwachtte 150 frank of 160 of 180 frank.
8 oktober moet ik een huur betalen (78,75) de woonbelasting inbegrepen.
Er is afgesproken met de eigenaar dat ik niet meer met de portier te maken krijg, maar dat ik het geld naar zijn huis moet sturen.
– Als jij het zelf wilt sturen, hij woont in de rue Blanche 2. Mijnheer Jérôme Pichon.

C.B.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, eind oktober 1844.

 

Vergeet mijn huur niet.

     Ik moet u van te voren vast waarschuwen, om u ervan te weerhouden een onhandigheid te begaan die volledig bij uw karakter past. De gewoonlijke vooringenomenheid voortvloeiend uit uw wrede gewoontes zal u ertoe brengen om aan een ieder aan wie ik iets schuldig ben – zelfs de waterdragers – te vertellen dat ik ben uitgerust met een voogd – net zoals uw moederinstinct u vroeger het gelukkige idee had ingegeven om aan een kleermaker te vertellen dat ik 1200 of 1800 pond rente ontving.

Dergelijke vernederingetjes zijn volledig overbodig.

     Waarvoor is het nodig, ter voorkoming van schulden – volkomen overbodig heden ten dage – om iedereen te waarschuwen dat uw zoon geen rechten meer heeft? Daarbij, wat die wissels betreft, u weet dat alle zakenlui elkaar kennen en dat een rondzendbrief alle notarissen en advocaten uit Parijs op de hoogte zal brengen van mijn avontuur.
En trouwens, hoe zou dat dan betaald worden?

     Ik ga hetzelfde aan mijnheer Ancelle schrijven, aan wie u ongetwijfeld al politie-instructies en moederinstructies gegeven zult hebben die immer ingegeven worden door het toppunt van liefde.

C.B.

VERMOGENSSITUATIE.

 

    [vermogenssituatie van Baudelaire opgesteld door Ancelle.
Bij het verkrijgen van zijn meerderjarigheid, in april 1842: 100.050 frank.
Op het tijdstip van aanwijzing van de Raad van Toezicht was er nog maar 55.550 frank over, wat een inkomen opleverde van 2.629 frank per jaar.
Baudelaire heeft deze akte getekend na zijn goedkeuring.
]

Mijnheer Ancelle heeft me een kopie gegeven van de huidige vermogenssituatie.

7 december 1844.

C.Baudelaire.

AAN NADAR
Parijs, 18 december 1844.

 

     Ja – en van ganser harte – als tenminste…, etc.
In dat geval zal ik mijn uiterste best doen en het heel snel doen. Maar ik geloof dat je tweemaal te hard van stapel loopt – ten eerste over het gemak om een roman bij La Démocratie pacifique - en ten tweede over de redactieprijzendoe me het plezier je voorzorgsmaatregelen te nemen. – Probeer het met Valois te weten te komen.
– Of neem je toevlucht tot Le Commerce.

Je weet dat ik niet wegga – kom morgen, donderdag – of zaterdag.

     Overigens, was Leguillon bij jouw tumult, waarvan ik kennis nam door het kapotmaken van mijn deurklopper en het openbare geschreeuw?

C.B.

AAN MADAME AUPICK

 

Kom snel, snel, ik bedoel vandaag nog, dat wil zeggen na de lunch.

Het gaat om een heel ernstige zaak, die nodig verklaard moet worden, en waar al jouw intelligentie voor nodig is.

C.B.

  Inhoudsopgave     Volgende brief