Baudelaire, correspondentie, aan Madame Aupick. Parijs, eind juni 1837.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, eind juni 1837.

16 jaar oud

Mama,

    Alle jongens uit onze groep die naar de avondbijeenkomst gaan hebben gevraagd om er niet meer heen te hoeven. De rector is woest geworden dat zij met het naderen van het examen niet meer naar de avondbijeenkomst willen gaan, en daarom heeft hij ons allemaal huisarrest gegeven tot nader order.
Voor mij is dat een extra reden om hard te leren, en al met al ook als dat kan, om iedere ruzie met de rector te vermijden, want hij was woedend om dat verzoek.
Hij schreeuwde met een donderstem dat die vervloekte klas die hem sinds de brugklas al zo droevig stemde hem nooit eer zou bewijzen op het examen.
Enfin, eer we weer weg mogen zal het misschien wel heel lang duren.
Ik heb dat nog niet tegen mijnheer Gros gezegd. Maar mijn leraar is wel heel tevreden over me. Ik ben zevende in Geschiedenis en tweede bij Engels.

    Mijnheer Massoni zei tegen me dat hij papa laatst gezien had en dat hij toen een slechte nacht achter de rug had. Alsjeblieft, vertel me hoe het met hem gaat als je me weer schrijft.
Vertel me of hij lijdt en of men er aan denkt om die wond te dichten. Veel liefs voor hem.
Nu ben ik dus verhinderd hem te zien.
God weet tot wanneer voor die mijnheer Pierrot die het vreemd vindt dat we een uur meer willen slapen in plaats van eraan te denken om hem nominaties te geven op het examen.
Adieu, ik ga hard werken om proberen te vergeten dat ik niet meer naar buiten mag.

Ik lees nu Simple story in het Engels tijdens de pauze.
Adieu, veel liefs voor papa. Dat hij beter wordt.

Charles.

  Inhoudsopgave     Volgende brief