Baudelaire, correspondentie, aan Alphonse Baudelaire. Parijs, woensdag 20 november 1839.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN ALPHONSE BAUDELAIRE
Parijs, woensdag 20 november 1839.

18 jaar oud

    Hartelijk bedankt voor de les die ik van jou via mijnheer Guérin heb gehad. Ik ben het nu helemaal met jullie eens. Vanochtend toen ik je brief las, met het epigraaf: Errare humanum, had ik al vaag een vermoeden dat ik bij mijnheer Guérin ofwel raad, ofwel geld zou aantreffen – ik vond beide.
Ik heb 50 frank gepakt, ik moet je toegeven dat het heel goed kan dat ik nog een keer 50 frank ga halen, en daar zal het bij blijven.

    Ik verveel me zo dat ik aan het werk ga. Ik wil koste wat kost ergens plezier aan beleven, en ik hoop dat daar in te vinden. Ik wil zo snel mogelijk onafhankelijk worden, dat wil zeggen mijn eigen geld uitgeven, het geld dat ik van mensen heb gekregen in ruil voor een plezier of een dienst die ik hen gegeven heb.
En ik wil dat op wat voor manier dan ook voor elkaar krijgen.

    Ondertussen, het is jouw geld dat ik uitgeef, dus mijn dank daarvoor.

    Ik heb mijn medicijnen betaald. Ik heb nu geen spierpijn meer, bijna geen hoofdpijn meer, ik slaap veel beter, maar mijn spijsvertering is vreselijk, en het loopt continu een beetje zonder pijn, daarbij een geweldige gelaatskleur, waardoor niemand er iets van vermoedt.

    MADAME is ook ziek, dat heb ik vandaag gehoord. Ze zegt dat ze gastritis heeft en zal sterven. Maar dat heb ik haar al zo vaak horen zeggen dat ik denk dat ze nooit dood zal gaan.

    Ik ga me nu in de wetenschap storten. Ik ga alles opnieuw doen, rechten, geschiedenis, wiskunde, literatuur.
In Virgilius ga ik alle bekrompenheden en vuiligheden uit deze wereld vergeten. In ieder geval kost dat niets en je krijgt er geen spierpijn van.
Adieu, duizend maal dank.

Charles.

  Inhoudsopgave     Volgende brief