Baudelaire, correspondentie, aan Alphonse Baudelaire. Parijs, 31 december 1838.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Zijn jeugd

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN ALPHONSE BAUDELAIRE  1
Parijs, 31 december 1838.

17 jaar oud

 

    Zo lui als ik ben om je te schrijven, kan ik het jaar 1838 toch niet laten eindigen zonder je een epistel te adresseren. Ik weet maar al te goed wat ik u schuldig ben, Mijnheer mijn oudere broer. Moet ik u niet mijn respectvolle plichten aanbieden?
Zonder grappen, broer van me, wens ik je een gelukkig Nieuwjaar toe, evenals mijn schoonzuster.
Ik wens je alles wat je wenst toe, promotie als het mogelijk is. Wat mij betreft ik wens boven alles een goed jaar filosofie te volbrengen, zo bang ben ik om te blijven zitten, want men vindt mij thuis best jong. Het schijnt dat ik helemaal niet op een filosoof lijk, en het hing aan een zijden draadje of ik had mijn retorica moeten overdoen.
Ik kan wel mooi net doen of ik ernstig en serieus ben, mijn vader en moeder houden vol mij een kind te vinden. Kom mijn belangen verdedigen, overtuig hen dat ik het gepersonifieerde verstand ben.
Zorg dat zij in mij zien dat ik een echte Caton ben en heel goed in staat ben om met de wettenstudie te beginnen, als je dat kan doen dan doe je niet niks, en dan zal ik nog meer van je houden als dat mogelijk is.
Om mijn lessen in ernst te beginnen, ga ik binnenkort voor de eerste keer naar de Kamer van Afgevaardigden. Daarom neem ik wat bruusk afscheid van je maar ik hoop dat je binnenkort naar Parijs komt. Ik zou het zo leuk vinden om je te zien.
Tot die tijd, veel liefs. Alsjeblieft veel groeten aan mijn zus en mijnheer Ducessois.

Charles.

1  Alphonse Baudelaire, de halfbroer van Charles, was een zoon uit een eerder huwelijk van zijn vader.

  Inhoudsopgave     Volgende brief