Baudelaire aan Malassis. Parijs, ongeveer 20-25 mei 1861.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, ongeveer 20-25 mei 1861.

 

    Ik wil Crépet niet meer zien. Na de Calonne, die Stoepel.
Na die Stoepel, nu Crépet.

    Zonder zelfs niet eens de gewoonte te respecteren dat men thuis beleefder is dan elders, heeft hij me voor van alles uitgemaakt.

    Hij komt naar u toe.
Ik laat hierbij de overeenkomst (die ik wil beschouwen als nietig, totdat hij erin toestemt om onze publicatie niet meer te verhinderen).
Ik ga door met de onderhandelingen met Mendès, maar dan alleen voor mezelf.

    Ik ben die beledigingen helemaal zat.
Er is nog een laatste slag die we hem kunnen toebrengen die hij niet verwacht, en dat is hem voor te stellen om alles af te zeggen, mij al mijn rechten terug te geven en de terugbetaling te accepteren van alles wat ik van hem heb ontvangen (Hij heeft reçu's.).

    Ik ben die pijn van allerlei soort zat die bij mij door die imbeciel veroorzaakt worden.

    Zeg hem niet dat ik veel geld zal krijgen. Het moet lijken alsof het me veel moeite kost.
Daarbij, de wrede waarheid is als volgt: voor het einde van de maand krijg ik 3000 of 4000 frank.
Echter, ik had dat incident Crépet niet verwacht, en zelfs zonder dat had ik wel 5000 nodig.

    Het is goed dat ik Crépet niet meer zie want ik zou kwaad worden, en echt kwaad dit keer.

Uw toegewijde,

C.B.

U hebt er geen idee van wat voor gedurfde houdingen die slappe man heeft aangenomen.

Denkt u eraan dat het mogelijk is dat L’Européenne  binnen drie maanden mijn laatste drie stukken zal publiceren.

  Inhoudsopgave     Volgende brief