Baudelaire aan Malassis, Chatillon. Honfleur, 27 januari 1859.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, tweede helft januari 1859.

 

Beste vriend,

     Uw rekening is gemaakt en zal de 15e komen.

     Pas goed op met mijn pakket, en zet erop: zeer breekbaar.
En Madame Aupick, Honfleur, Calvados.

     Ik denk dat de notitie heel goed is.

Geheel de uwe.

C.B.

AAN AUGUSTE DE CHATILLON
Honfleur, 27 januari 1859.

 

Beste vriend,

     Gisteren ontving ik een brief van het Ministerie van Openbare Berichtgeving.
Ik ga een brief schrijven naar de minister en naar mijnheer Gustave Rouland.

     Wat u betreft, is het me niet voldoende om u te bedanken voor uw aandeel in deze ongelooflijke snelheid, ik wil u ook vandaag bedanken voor al de vriendschap die u me zo vaak gebracht hebt, en ook voor alles wat u me voor aardigs hebt gezegd op de dag voor mijn vertrek, en wat ik heel goed zal onthouden.
Geheel de uwe, hartelijke groet.

Ch. Baudelaire.

Ik geloof dat ik een spelfout heb gemaakt op mijn enveloppe.
Excuses daarvoor. Als men mijn naam afkort, vergeef ik dat ook heel moeilijk.

Aangezien dankbaarheid en goedheid een gewoonte voor u zijn, indien uw nieuwe functies u nog tijd over laten voor het beeldhouwen, wilt u dan eens denken aan dat befaamde cachethandvat versierd met Gotische arabesken.

C.B.

  Inhoudsopgave     Volgende brief