Baudelaire aan Madame Aupick, Parijs, rond 10 april 1858.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, rond 10 april 1858.

 

     Je hebt het maar op één punt goed geraden: je hebt me bang gemaakt over mijnheer Émon.
Ik vroeg me af wat daar nu weer achter zat.
En de dag nadat je me hierover iets geschreven had, kwam mijnheer Jaquotot hier om 8 uur ’s ochtends en hij zei dat het gepast zou zijn als ik twee visitekaartjes aan mijnheer Émon zou geven.

     Ik begreep toen de kleine samenzwering, en ik zei heel kalm tegen mijnheer Jaquotot: pakt u maar twee kaartjes en als u gaat wandelen in de buurt van mijnheer Émon, dan doet u ze maar bij hem in de bus.

     Echt, ik weet niet wat daar nu allemaal de bedoeling van is.
Denkt men misschien van mij dat ik me niet kan gedragen bij een onaangename man, maar die wel jouw vriend is?
Lijk ik soms op een gek?

     Het is nu al halfzes, de tijd dringt.
Ik schrijf je over twee of drie dagen weer.

     Al die artikelen over mij die ik je sinds een aantal jaren stuur uit brochures, revues etc., heb je die gehouden of weggedaan? Het zou niet zo erg zijn als ze weg waren gegooid.
Maar eigenlijk is het beter om niets kwijt te raken. Soms kan het gebeuren dat je ineens zo’n oud artikel nodig hebt.

Ik omhels je met heel mijn hart.

Charles.

  Inhoudsopgave     Volgende brief