Baudelaire aan Madame Aupick, Parijs, maandagavond 4 juli 1859.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, maandagavond 4 juli 1859.

 

    Ik weet eigenlijk niet welke stijl ik moet nemen. Ik, martelaar, ik heb het recht niet om te klagen.

    Ik ben zo verschrikkelijk ongelukkig dat als ik er nog mee instem om te blijven leven, dan is dat om een hele diepliggende reden die jij niet weet.

    Tot welke handel heb ik je veroordeeld?
Ton Becker is waarschijnlijk een dief, voormalig woekeraar, prentenhandelaar, oude schuldenopkoper, die heeft nooit een van jouw leveranciers kunnen zijn.

    Ik heb net 520 frank aan Marin betaald. Vanavond ga ik naar Alençon.
Ik werk maar zomaar een beetje op tafels in cafés.

    Ik kom pas terug naar Honfleur rond de 10e of de 15e, als ik het probleem van het toneelstuk heb opgelost. Maar wat kan jou dat nu schelen?
Wat kan jou dat nu schelen?

Charles.

Nou goed, ik omhels je toch maar.

  Inhoudsopgave     Volgende brief