Baudelaire aan Madame Aupick, Parijs, donderdag 4 maart 1858.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, donderdag 4 maart 1858.

 

    Eindelijk zal ik niet als een dief weg hoeven gaan, als ik in ieder geval dan maar de zorg voor mijn zaken achter me kan laten aan die gek die een keer toen ik in Dijon was zich op een belachelijke manier heeft laten bestelen door iemand die hij moest betalen voor mij.
Als ik mijn slechte humeur de vrije loop zou laten gaan, dan zou het komische anekdotes regenen.

    Ik ga om twaalf uur naar mijnheer Jaquotot.

    Ik merk dat ik je over verschillende dingen moet geruststellen.

    Eerst voor wat betreft de oude schuldeisers.

    Als de wet zo zou zijn zoals jij je die voorstelt, dan zou niemand gastvrijheid beiden aan een familielid of een vriend: zelfs als ik bij jou waardevolle spullen had staan, meubels of schilderijen, dan zou daar geen beslag op gelegd kunnen worden.

    In het geval dat een schuldeiser toestemming zou krijgen om leugen of fictie te bewijzen, zou dat kunnen als ik een inboedel had in Parijs in een gehuurde woning onder een andere naam. Hoe heb je kunnen denken dat ik dankzij mijn miserabele leven niet op de hoogte zou zijn van dit alles?

    Mijnheer Jaquotot heeft me mijn plan laten wijzigen: hij zei tegen me: reken alleen op die 3000 frank en baseer u hierop.
Want als op het moment van vertrek uw eigen 900 frank te lang op zich zouden laten wachten, dan zou dat een groot probleem veroorzaken.

    We gaan dus met een oneindige voorzichtigheid te werk.
Over twee of drie dagen ga ik je lamp opsturen. Ik ben mijn restaurateur nog 50 frank schuldig en ik ga bij hem het portret van mijn vader ophalen, dat zielige portret, dat net als ik zo gewend is aan al dat verhuizen, en ik zal bij hem in Parijs de twee valse Greuzes achterlaten.
Het ene hoofd, dat jij zo lelijk vindt, is helemaal mooi, en ik begrijp niet dat mijnheer Aupick thuis dingen in zo’n slechte staat accepteert.

    Ik zal de gouaches uit de lijsten halen, om ze makkelijker te kunnen transporteren, en ik ga al die lelijke lijsten verkopen. Dan ga ik me met de boeken bezighouden.
Ik heb ze op vier plaatsen, bij mij thuis, bij twee boekbinders, en bij een boekhandel. Ik ga ze waarschijnlijk in één kist doen (alleen boeken).

    Nu is de ongelukkige mijnheer Jaquotot slachtoffer van zijn toewijding.
Hij zal een aantal ritjes moeten afleggen, met of zonder mij. Maar de grootste taak is het controleren van de rekeningen, en dat is mijn taak.

    Ik heb een kist met allemaal ongemakkelijke dingen, dat is een kist vol met verschillende voorwerpen.

    Ken jij iemand die dat netjes kan doen en snel?

    Ik moet ook iets met mijn horloge regelen. Hij doet het helemaal niet meer.
Want je moet weten dat ik niets kwijt ben van wat je mij hebt gegeven.

    Het is vreemd, maar ondanks al die brieven, ben ik helemaal niet gerustgesteld.
Ik denk steeds dat er een ramp aankomt.

    Ancelle was heel verbaasd dat hij me al zolang niet gezien had, en hij schreef me een brief vol problemen en terughoudendheid.
Ik heb zo het idee dat het die Julie is, ook al is ze zo dom als een kip, hem heeft verteld dat hij zich niet helemaal loyaal gedragen heeft. Ik veronderstel dat, want ik weet dat hij altijd alles aan zijn vrouw vertelt.

    Uit angst voor conflicten heb ik maar niet teruggeschreven.

    Vanaf nu ga ik je alleen nog schrijven om je beetje bij beetje op de hoogte te houden van wat ik doe.
De wissels met de betaalde schulden komen allemaal bij mijnheer Jaquotot te liggen.

Liefs.

Charles.

    Ik moet er nog iets aan toevoegen, en dan sluit ik weer af. Deze gehele wanorde van tien dagen lang, waarin ik alleen maar brieven heb kunnen schrijven, komt alleen maar voort uit de volgende redenering:

    Mijn zoon beschouwt verplichtingen jegens zijn moeder niet als serieus, en hij zal dus niets terugbetalen,

    Terwijl een verplichting met Ancelle wel door hem serieus genomen zal worden.

    Je had moeten zeggen:

    Mijn zoon heeft Ancelle altijd tegen de schenen geschopt, en hij zal alles doen wat hij kan om dus niets terug te betalen, terwijl hij wel een verplichting jegens zijn moeder die arm geworden was zou respecteren.

    Ik hoop dat ik duidelijk ben.

    En dan, die instelling van Ancelle die denkt dat alles verloren is zonder hem.

    Ik heb je een keer een brief geschreven met grote letters. Deze brief zal je dus wel heel erg vermoeien.
Je moet je brieven altijd goed verzegelen met was, of op zijn minst een afdruk zetten bovenop de ouwel, zoals ik dat op deze brief doe.
Ik heb je al eens uitgelegd dat iedereen zó het zegel met warm water van een brief zonder stempel kan halen en hem weer netjes kan dichtplakken.

Ik heb al eens, hier en elders, geopende brieven gekregen.

Je moet altijd overal rekening mee houden.

  Inhoudsopgave     Volgende brief