Baudelaire aan Madame Aupick, Parijs, donderdag 13 mei 1858.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, donderdag 13 mei 1858.

 

     Ik heb nog nooit zo’n grote mogelijkheid gezien om alarmen uit te vinden.
En wat een raar idee me te preken dat het in mijn belang is om bij jou te gaan wonen! Dat weet ik wel, maar ik word door een hoger gevoel geleid.

     Ik ben dus nooit van gedachten veranderd.
Je moet dus niet meer je brieven afsluiten met: je arme moeder, noch me verwijten dat ik je veel schreef toen ik zoveel zorgen had, en dat ik je niet meer schrijf nu ik die niet meer heb. Dat alles, lieve mama, is ook onrechtvaardig.

     Ik ben nog steeds heel bezorgd en ik ben nooit van gedachten veranderd.

     Mijn fout was dat ik je niet beetje bij beetje op de hoogte bracht van alles wat ik deed, en mijn fout was vooral dat niet naar Honfleur ben gegaan zodra ik uit Corbeil terug was gekomen.
Het was waar dat ik terug moest naar Parijs voor drie of vier dagen tijdens de publicatie van mijn boek, maar daarentegen was ik allang begonnen met dat zo kalme leven dat ik met heel mijn hart wens te hebben.

     Hieronder in het kort de uitleg van mijn vertraging:

     Dat boek dat in de verkoop ging hield me vanzelfsprekend nog een paar dagen vast.
Daarna wilde ik heel graag mijn Mangeur d’opium in Parijs afmaken, met name doelend op de prijs ervoor te krijgen voordat ik zou vertrekken. 1000 frank bij Le Moniteur (maar bij Le Moniteur bieden ze weerstand, de bizarheid van het boek schrikt hen af) of slechts 600, 500 misschien via een kleine revue. Omdat ik nog een aantal kleine dingen wilde betalen, wilde ik dat heel graag doen zoals ik het je zeg.

     Maar als toppunt van de problemen was mijnheer Mérimée die ik nodig had voor deze affaire (en voor nog een andere, veel ernstigere), niet in Parijs aanwezig. Hij is pas gisterochtend uit Engeland teruggekomen.

     Ik ben absoluut niet van gedachten veranderd. Wat voor vreemd idee heb je daar nu weer?
Voor die andere grote affaire die veel serieuzer is, daarvoor vraag ik je toestemming om mijn geheim nog even voor je te houden.
Ik houd er niet van dat je je mening geeft in veel gevallen. Ik wil graag mijn eigen gang gaan, ik zal daar vanaf zijn als ik mijn ondergang vertel, als het mislukt.

     En dus zal ik je zodra er voor l’Opium iets afgesproken is, schrijven en je de dag van mijn definitieve verhuizing noteren.

     En om je te bewijzen dat ik wel aan je denk, heb ik je twee dagen geleden een paar Engelse boeken gestuurd waarover men hier veel spreekt, tenminste de mensen die ik ken.

     Je vond dus dat ik slecht behandeld en in die Revue contemporaine.
Moeder, die mensen daar zijn hele eenvoudige idioten, kalkoenen, schedels zonder hersenen. Ze kunnen ook niet weten wat ik aan plannen en voornemens in mijn hoofd aan het maken ben.

     Ik zeg je even tussen haakjes dat La Revue contemporaine een van mijn huidige plagen is. Men stuurt regelmatig mensen naar me toe om het artikel te krijgen in ruil voor 300 frank die ik al van tevoren uit de kas heb gehad.
Ik had net zo goed 1000 frank als voorschot kunnen nemen, dan was het lastiggevallen niet erger geweest.

     Sinds drie of vier jaar ben ik al helemaal bekend met beledigingen. Soms stuur ik ze naar je om je aan het lachen te maken, maar jij ziet dat niet als ik.
Om je de waarheid te zeggen, ik moet toegeven dat die mensen die me belasteren geen benul hebben van de sterkte en gezondheid in mijn hersenen. Eigenlijk heb ik nog maar nauwelijks getoond wat ik echt kan.
Wrede luiheid! Vreselijke dromerij! De sterke kracht in mijn hersenen is voor mezelf een lastig contrast als ik denk aan mijn lanterfanten bij het uitvoeren. En daarom moet ik naar Honfleur.

     Die Gustave Flaubert, waarvan je me een boek vroeg en die zo vreemd beroemd is geworden, in één keer, is een goede vriend van me.
In de kranten worden we meestal samen beledigd, hoewel er geen enkel verband is tussen ons.
Hij kent jou wel goed, en hij heeft het vaak met me gehad over de charmante manier waarop hij in Constantinopel ontvangen is.

  Inhoudsopgave     Volgende brief