Baudelaire aan Madame Aupick. Parijs, 8 december 1859.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN MADAME AUPICK
Parijs, 8 december 1859.

 

    Je bent echt heel hard moeder, en je kwelt me erg.
Zei jij me niet laatst dat ik je verplichtte om het hoofd te bieden (dat zijn jouw woorden) aan betalingen van wissels, en dat mijn vriend Malassis (die me 4000 frank geleend heeft buiten medeweten van zijn broer en zijn moeder, en dat hij het als eerste aangedurfd heeft om een veroordeling te riskeren voor mij) naar een woekeraar rook?
Ik kan je niet altijd lange brieven schrijven, met alles waar ik mee bezig ben en die lange boodschappen en ritjes die ik moet maken en die ik niet altijd per rijtuig maak.
Je zegt dat je je druk maakt om die 1000 frank die ik bij jou moet komen betalen.
Kun je nagaan wat ik al achttien jaar moet incasseren!

    Ik blijf in Parijs omdat het toneelstuk slecht is en omdat de opzet opnieuw gedaan met worden, en omdat ik pas terug wil als ik mijn contract heb getekend met Le Cirque en als ik 3000 frank heb kunnen lenen van mensen wiens beroep het is om voorschotten te betalen voor dat soort werken.

    Het boek Notices littéraires is af. Het boek Les Fleurs du mal is bijna af.
Het boek Opium et haschisch komt overmorgen af.
Het boek les Curiosités esthétiwues is aan het eind van de maand af. Eureka (vierde deel van Poe) komt over een week af.
In Honfleur maak ik af: Machiavel et Condorcet, dat houdt me voor onbepaalde tijd bezig.

    Je vergeet weer dat ik, de verloren zoon, veranderd ben in een voogd en een liefdadigheidszuster.

    Ik schrijf je later weer.
Ik omhels je en bedank je voor alle zorg die je besteedt aan mijn kleine nest.

    Je ontvangt (per post of per Spoorwegen) die 1000 frank de 11e.

C.B.

Je ziet dat ik mijn tijd niet verdoe.

  Inhoudsopgave     Volgende brief