Baudelaire aan Josephin Soulary. Parijs, 12 juli 1860.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN JOSÉPHIN SOULARY
Parijs, 12 juli 1860.

 

Beste Soulary,

     Ik ben flink schuldig tegenover u.
Maar alle grote dichters zijn lieve kinderen, en ik weet zeker dat u bij uzelf mij wel vergeven heeft. Het leven zit zo vol tegenslagen!
Ik heb uw charmante verzen gelezen, en ik heb in de opstelling van uw gedicht uw opgeruimde geest erg bewonderd (onmisbaar voor een echte dichter) en uw groot gevoel voor allegorie.

     Sta mij toe u te beschouwen als een oude vriend, en ik zal u twee opdrachten geven:

1.         Doet u de hartelijke groeten van vriendschap overkomen aan de heer Armand Fraisse, en prikkel hem een beetje opdat hij me de eer bewijst van een verslag van de Paradis.

2.         Kunt u informeren hoeveel de heer Perrin vraagt voor een pagina (groot in octavo) en hoe lang het duurt om 800 pagina ’s  te drukken. Men heeft mij verteld dat ik de marteldood zou sterven als ik in zijn handen kom.

Uw toegenegen,

Ch. Baudelaire.

Ik ben uw adres vergeten.

  Inhoudsopgave     Volgende brief