Baudelaire aan Eugène Crépet, Philippe Burty. Parijs, [1861-1862.]

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN PHILIPPE BURTY
Parijs, [1861-1862.]

 

Geachte heer,

    Ik moet nu weg, en ik laat deze brief hier voor u achter.

    Het was onmogelijk voor me om de brief van Hugo te vinden.
Ik moet hem ongetwijfeld hebben laten liggen in Honfleur of in Alençon.
Misschien heb ik hem in een enveloppe gedaan bij een andere brief. Het ging om mijn artikelen met kritieken, over tekeningen van Hugo zelf, en over de heer Méryon.
De laatste zinnen heb ik overgeschreven en opgestuurd naar Méryon.

    Duizend maal excuus dat ik u niet beter van dienst kan zijn.

Ch. Baudelaire.

AAN EUGÈNE CRÉPET
Parijs, [1861-1862.]

 

[…] U zoekt altijd naar problemen … u heeft me vroeger eens verzocht om me te kalmeren dat wat met Laprade te maken had, met de krachttoeren van Le Vavasseur, met de grofheid en de vunizige nieuwsgierigheid van Moreau.
Ik heb beloofd dat te doen. […]

  Inhoudsopgave     Volgende brief