Baudelaire aan Auguste Poulet-Malassis. Parijs, 27 september 1860.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Parijs, 27  september 1860.
Half zeven.

 

Beste vriend,

     Had ik net mijn brief gepost, degene die u morgenochtend zult krijgen, vrijdag dus, toen ik me herinnerde dat ik vergeten was dat u nog iets moest vertellen: als mijn handtekening in Alençon beschouwd werd als verantwoordelijk zijnde voor minstens 1500 nog onbetaalde franks, waarom gebruikt u die dan nogmaals voor een waarde van 2.000 minstens, en van 2.920 als maximum?

     Terwijl wij Gélis in Parijs hebben, bij wie uw eigen handtekening zeer hoog in aanzien staat?

     Is dat soms behaagzucht jegens Gélis?

     U begrijpt het hoop ik toch wel hè? Dat het niet uit verlegenheid van mijn kant is.
Maar omdat we nog voor wel een half jaar komedie moeten spelen, misschien zelfs wel voor nog negen maanden, moeten we die dan ook zo echt mogelijk spelen.

     Wat ik bedoel is, dat u het slecht doet, dat op en neer pendelen.

     Wat een kwelling die periodieke zorgen, die elke keer na zes weken weer komen!
Ik ben vastbesloten om er een eind aan te maken, en ik zal al mijn moed serieus tot uw beschikking laten staan. Maar deze brief krijgt u waarschijnlijk te laat.

     Ik beroep me flink op u, voor die 920 frank.
Ik neem aan dat u begrijpt hoe belangrijk het is.
Als u ze een paar uur wilt bewaren voor me, dan laat ik 300 frank voor u achter, totdat ik die 500 frank van Grandguillot heb gekregen.

Uw toegewijde,

Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief