Baudelaire aan Auguste Poulet-Malassis. Honfleur, 28 februari 1859.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN AUGUSTE POULET-MALASSIS
Honfleur, 28 februari 1859.

 

     Ah! U heeft de affaire Sainte-Beuve-Babou geraden. Een paar dagen gelden heb ik een afschuwelijke brief van Sainte-Beuve gekregen. Het schijnt dat die klap hem hard geraakt heeft.
Ik moet hem nageven dat hij niet heeft geloofd dat ik ooit iets dergelijks aan Babou had geïnsinueerd.
Ik zei hem dat de complimenten en de raadgevingen die hij me had gestuurd tijdens mijn proces bij u waren, en dat we het idee hadden om het als materiaal (te ontwikkelen) voor een voorwoord voor de tweede uitgave.

     Ofwel Babou wilde me tot nut zijn (wat een bepaalde graad van domheid impliceert), of hij wilde me een poets bakken. Of hij wilde, zonder zich druk te maken over mijn belangen, een mysterieuze rancune voortzetten.
Ik heb Asselineau verteld dat ik zo ontevreden was, en hij antwoordde me dat ik niets te klagen had immers het heeft me een mooie lange brief van oom Beuve opgeleverd.

     Ik heb nog niets gehoord van uw 1035 frank.
Ik zou graag pas naar Parijs willen gaan nadat ik dat zelf betaald heb.

     Ziet u hoe die affaire Babou onaangenaam voor me is, vooral wanneer we die bij dat vreselijke artikel uit de Figaro leggen, waarin stond: dat ik mijn tijd besteedde aan het aan mijn laars lappen van mijn chefs van de romantiek, aan wie ik trouwens alles schuldig ben.

     Zijn er niet twee zijden van Debucourt, als elkaars tegenhanger?

     Wat is daarvan de prijs zo over het algemeen?

     Vignères is dus verhuisd? Het was niet in de Rue de la Monnaie waar wij samen heen waren gegaan.

     En L’Artiste! Geen Édouard Houssaye meer nu, dat is nu Arsène.
En sommigen willen de drukproeven naar Gautier sturen, en anderen willen wachten tot hij terug is eind april!
Hij heeft zelf tegen me gezegd dat hij alles aan mij overliet.

     En dan ten slotte heeft niemand er aan gedacht om me mijn geld voor het artikel te sturen; (100 frank voor 25 kolommen ongeveer)! De wereld is maar gemeen.

     Geheel de uwe.

Ch. Baudelaire.

     En uw keel?

Het is des te vervelender omdat mademoiselle Ernesta tegen me heeft gezegd dat Gautier, om verschillende redenen, het heel fijn zou vinden om het artikel in Sint-Petersburg te krijgen.

U heeft er geen idee van hoe die brief van Sainte-Beuve eruitziet.
Het schijnt dat hij al twaalf jaar alle kwade eigenschappen van Babou noteerde.

Dus dat is nu eens een oude man met wie je beter geen ruzie kan hebben.

Wat er voor mij gevaarlijk aan was, was dat Babou me leek te verdedigen tegen iemand die me een massa diensten heeft verleend. Wat een rol speelde hij, want we weten toch dat ik goed ben bij La Revue Française!

  Inhoudsopgave     Volgende brief