Baudelaire aan Armand du Mesnil. Parijs, 9 februari 1861.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

 

AAN ARMAND DU MESNIL
Parijs, 9 februari 1861.

 

Beste vriend,

     Ik wil u vragen om als rechter te oordelen over dit pakket absurditeiten. Het woord verplicht is vooral erg leuk.

     Vanavond, de 9e, verwachtte ik vol ongerustheid een antwoord van u, maar ik vond alleen deze brief bij mij thuis.

Laat ik het even samenvatten:

     De heer Baudelaire is de heer de Calonne 1300 en nog wat aan franks schuldig in de vorm van wissels die de heer Baudelaire laat verlengen en waarvan hij de disconto ’s en de diverse kosten betaalt.
Hij heeft bovenal genoeg van een absurde literaire dictatuur.
Hij vraagt om kwijtgescholden te worden door 650 frank deze maand te betalen en 650 de volgende maand. Alles zal worden terugbetaald in manuscripten, met de volgende titels:

1. De heer Constantin G, en een overzicht van zedenschilders.

2. De filosofische schilders, of de onderwijzende kunst.

3. Het Dandysme in de letteren (Chateaubriand de Maistre, de Custine, Ferrari, Paul de Molènes, d’Aurevilly.
Analyse van een unieke, bijzondere faculteit,van decadenties.)

4. Nachtelijke gedichten (essays van lyrische poëzie in proza, van het genre Gaspard van de Nacht).

Constantin G.         2 vellen (klaar)
De schilders           2 vellen
Het Dandysme       2 vellen
                             6 vellen

Nachtelijke gedichten. Onbepaalde lengte.

Laat deze noot zien en red mij.

Uw toegewijde,

Ch. Baudelaire.

Plus nog gedichten. Die zijn af.

Rue d’Amsterdam 22.

  Inhoudsopgave     Volgende brief