Correspondentie Charles Baudelaire, aan de voorzitter van la Société des Gens de Lettres.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN DE VOORZITTER VAN LA SOCIÉTÉ DES GENS DE LETTRES
Parijs, zondag 24 april 1853.

 

Geachte mijnheer De Voorzitter,

     Heden ben ik verplicht – dit gebeurt zelden – een beroep te doen op de welwillendheid van mijn confrères voor een klein geldbedrag.
– Morgen zou ik het minieme bedrag nodig hebben van 60 frank.
Ik ben onze sociëteit weinig schuldig, hoeveel weet ik niet, maar het is een klein bedrag.
– Ik heb onze agent, de heer Godefroy een schuldeis overgeheveld waarvan hij de taak op zich neemt die voor mij te voldoen.
Ik ben voornemens om La Société snel te ontlasten, ten eerste door middel van een novelle die naar ik hoop niet dezelfde weigering behoeft te ondergaan als de laatste, en ten tweede zal ik uit een zeer groot bedrag dat ik de eerste dagen van de volgende maand moet krijgen het restant aan geld meebrengen.

     Verder, mijnheer de Voorzitter, wil ik u gaarne verzoeken mijn confrères op hun gemak te stellen.
Hoewel een bedrag van 60 frank me van zeer groot nut zou zijn, immers mijn weerstand dit bedrag aan u te vragen heeft de zin om het te krijgen niet weerstaan, echter indien de kas van onze vereniging het zich niet kan veroorloven mij ten gunste te zijn, dan zal ik met plezier ook een lager bedrag in  ontvangst nemen.

Met de meeste collegiale hoogachting,

Charles Baudelaire

Rue Pigalle, 60.

  Inhoudsopgave     Volgende brief