Correspondentie Baudelaire, aan Philoxène Boyer, Armand Dutacq. Parijs, oktober 1854.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN PHILOXÈNE BOYER
Parijs, september-oktober 1854.

 

Beste Philoxène,

Mijnheer Rouvière biedt u zijn diep oprechte excuses aan voor het feit dat hij niet aan uw zeer flatterende wens kan voldoen.
Gisteren zou er niets zijn geweest dat makkelijker was geweest.

Charles Baudelaire.

AAN ARMAND DUTACQ
Parijs, woensdag 4 oktober 1854.

 

Mijnheer Albert kan u verslag doen van zijn bezoek aan de dame van Bernard, een zeer koddig bezoek.
Ze weigert me zelfs te schrijven omdat wij haar diep grieven, en omdat dat haar veel te pijnlijke herinneringen zou oproepen.
Daarbij, en ik weet niet hoe, is mijnheer Borel Hauteriv met dat alles gemoeid.

Zou u geloven dat ondanks uw bevel dat in mijn bijzijn is gegeven toen ik een keer met u bij de krant was, men mij weer mijn ARTIKELEN heeft geweigerd?
Ik mis vier nummers: Morella, Metzengerstein, Le Diable dans le beffroi, Mort ou vivant.
Voor wat betreft de data, om die te weten te komen, moet mijnheer Albert de collectie zien. Dat gebeurt van de 14e tot de 30e.

Uw toegewijde,         Ch. Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief