Correspondentie Baudelaire, aan Paul de Saint-Victor. Parijs, 26 mei 1856.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN PAUL DE SAINT-VICTOR
Parijs, maandag 26 mei 1856.

 

Beste vriend,

    Ik had vernomen dat u weer ziek was, en ik wilde u niet nog meer lastigvallen met de onaangename opdracht waarmee ik u belast had. Maar misschien lijkt die u vandaag makkelijker, op voorwaarde dat het beter gaat met u, en u de man tegenkomt.
Ik wil Mirès om dezelfde gunst vragen, - op zijn eigen hulpvaardigheid - maar dit keer met het voorwendsel van Arthur Gordon Pym, die ik laat verschijnen in Le Pays of in Le Constitutionnel, en die me niet meer dan vijfentwintig dagen werk kost.
– Aangezien Michel een derde deel wil zal hij die krijgen.
– Mocht u vandaag de man zien die ik morgen zal zien, dan kunt u mij dus meer dan tot nut zijn, want ik begin het spoor bijster te raken.

Geheel de uwe.

CH. BAUDELAIRE.

D’Aurevilly heeft me gevraagd u de groeten te doen.

  Inhoudsopgave     Volgende brief