Correspondentie Baudelaire, aan Mme Sabatier. Parijs, 18 augustus 1857.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME SABATIER
Parijs, dinsdag 18 augustus 1857.

 

 Geachte mevrouw,

     U heeft niet één ogenblik gedacht, nietwaar, dat ik u zou kunnen vergeten.
Bij de publicatie heb ik direct een van de mooiste exemplaren voor u gereserveerd, en als die gehuld is in een kleed dat u niet waardig is, dan is dat niet mijn fout, maar die van mijn boekbinder, bij wie ik iets meer spiritueels had besteld.

     Zou u geloven dat de miserabelen (ik heb het nu over de onderzoeksrechter, de procureur, etc.) behalve nog andere stukken, de twee stukken hebben durven aanklagen die speciaal gemaakt waren voor mijn geliefde Idole (Toute entière et À Celle qui est trop gaie)?
Die laatste is het stuk dat door de eerbiedwaardige Sainte-Beuve als beste van het boek is verklaard.

     Dit is de eerste keer dat ik u schrijf met mijn echte handschrift. Als ik niet bedolven was onder vele zaken en brieven (de zitting is overmorgen), dan zou ik van de gelegenheid gebruik maken om u om vergeving te vragen voor zoveel domme en kinderachtige zaken.
Maar, u heeft daarvoor toch al voldoende wraak genomen, net uw zusje samen? Ah, wat een draakje!
Ze had me aan de grond genageld die dag dat wij elkaar tegenkwamen en zij me hard in mijn gezicht uitlachte toen ze wegliep, en ook toen ze me zei: bent u nog steeds verliefd op mijn zuster, en schrijft u haar nog steeds van die geweldige brieven?
Ik begreep ten eerste dat ik toen ik me wilde verbergen, ik dat heel slecht deed, en daarna dat u onder uw charmante gezicht een niet zo’n liefdadige geest verborg. Ondeugende mensen zijn verliefd, maar poëten zijn idolaat, en uw zus is denk ik niet echt gemaakt om eeuwigdurende zaken te begrijpen.

     Sta mij dan dus ook toe, met het risico dat ik u vermaak, dat ik mijn protesten verleng die dat gekke meisje zo hebben vermaakt. Beeld u eens een ensemble in van dromerijen, sympathie, respect, met duizenden kinderlijkheden vol ernst dan hebt u zo ongeveer iets van dat volkomen oprechte dat ik niet beter zou kunnen definiëren.

     U vergeten is niet mogelijk. Men zegt dat er poëten hebben bestaan die hun hele leven hebben geleefd met hun ogen gericht op één gekoesterde beeldvoorstelling. Ik denk ook wel (maar ik ben er teveel door geïnteresseerd) dat trouw een van de tekenen is van het genie.

     U bent meer dan een gedroomd en gekoesterd beeld, u bent mijn bijgeloof.
Wanneer ik iets heel doms doe, dan denk ik: Mijn Hemel! Als zij dat wist! Wanneer ik iets goeds doe, denk ik: dit is iets dat me dichter tot haar brengt, - geestelijk.

     En de laatste keer dat ik zo gezegend was (en ondanks mezelf) dat ik u mocht ontmoeten!
Want u weet niet hoe zorgvuldig ik u ontwijk!
– toen dacht ik: het zou wel vreemd zijn indien dit rijtuig op haar wacht, het is misschien beter dat ik een andere weg neem.
– En toen: Bonsoir, Monsieur! Met die geliefde stem waarvan het timbre betovert en verscheurt.
Ik ben weggegaan, de hele weg herhalend: Bonsoir, Monsieur! En ik probeerde uw stem na te doen. Ik heb mijn rechters gezien afgelopen donderdag.
Ik zeg niet dat ze niet mooi zijn: ze zijn abominabel lelijkm en hun ziel zal vast op hun gezicht lijken.

     Flaubert had zelf de keizerin voor zich. Ik mis ook een vrouw.
En een paar dagen geleden kwam de bizarre gedachte bij me op dat u misschien via uw relaties en wellicht complexe kanalen een goed opgestelde brief bij een van die grote breinen zou kunnen laten aankomen.

De rechtszitting is overmorgen, donderdag.

De monsters hebben de volgende namen:

President                              DUPATY

Procureur-generaal           PINARD (gevreesd)

                                           DELESVEAUX

Rechters                             DE PONTON D’AMÉCOURT

                                            NACQUART

Van de 6e Chambre correctionnelle.

Ik wil al die trivialiteiten terzijde leggen.

     Vergeet niet dat er iemand is die aan u denkt, dat zijn gedachten nooit triviaal zijn en dat hij u uw gemene vrolijkheid een beetje kwalijk neemt.

     Ik verzoek u vurig om voortaan alles wat ik u zou kunnen toevertrouwen voor u te houden.
U bent mijn gewone Compagnie, en mijn Geheim. En door deze intimiteit, waarin ik mezelf al zo lang van repliek geef, heb ik de moed om op zo’n familiare toon te spreken.

Adieu, geliefde Madame, ik kus uw handen met al mijn Devotie.

Charles Baudelaire.

Alle verzen tussen pagina 84 en 105 behoren u toe.

AAN MADAME SABATIER
Parijs, maandag 24 augustus 1857.

Beste vriendin,

     Omdat u zo van le grand Jules houdt, nou hier is hij!
Dumas heeft zijn gips meteen meegenomen, gegoten op een brons uit het museum van Besançon.
Er waren maar drie proeven gedrukt. Deze is de minst slechte.

Charles Baudelaire.

  Inhoudsopgave     Volgende brief