Correspondentie Baudelaire, aan Mme Aupick. Parijs, donderdag 20 december 1855.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, donderdag 20 december 1855.

 

Lieve moeder,

    Ik heb u veel te vertellen, en mijnheer Ancelle die u deze brief zal overhandigen, is overal van op de hoogte. Hemel zij dank, hij en ik, wij hebben er vaak genoeg over gepraat en gedebatteerd, niet alleen altijd, maar vooral sinds twee maanden.

    Maar eerst zou ik u willen zien. U weigert dat nu al meer dan een jaar, en ik denk echt dat uw gerechtvaardigde woedeaanvallen tevreden gesteld moeten worden.
Er zit in mijn situatie ten opzichte van u iets absoluut abnormaals, volkomen vernederend voor mij, dat u dat echt niet kan willen volhouden. Als u zich door deze smeekbede niet tevreden gesteld voelt, geef dan tenminste akte van enige vrijgevigheid. Ik ben niet echt oud, maar dat kan ik binnenkort wel worden. Het lijkt me onmogelijk dat u deze situatie echt wilt volhouden; ik ben al voorzien van allerlei soorten vernederingen, het is toch het minste dat ik dat dan niet van u hoef te ondergaan.
En zoals ik het u al zei, als het zonder plezier is en zonder vertrouwen dat u mij toestaat deze verzoening te bewerkstelligen, laat het dan tenminste door een of ander liefdadigheidsgevoel zijn. Gisteren, toen ik me op het punt voelde staan te vertrekken (dat is morgen), ben ik begonnen om een massa papieren op volgorde te leggen. Ik vond een stapel aan brieven van u, uit verschillende periodes, en in verschillende omstandigheden geschreven. Ik heb geprobeerd om er een paar over te lezen, ze waren allemaal doordrongen van een diep zuiver materieel belang, dat is zo, alsof er alleen maar schulden bestonden, alsof het spirituele genot en de spirituele tevredenheid niet meetelden.
Maar goed, omdat ze nu eenmaal allemaal vooraleerst van een moeder afkwamen, brachten ze me op een helling van gedachten die het meest pijnlijk waren van allemaal. Al die brieven waren voorbijgegane jaren, en slecht voorbijgegane jaren.
Dat lezen werd me al snel onverdraaglijk. Niets is in sommige gevallen verfoeilijker dan het verleden. En al piekerend dacht ik bij mezelf dat deze situatie niet alleen monsterlijk en choquerend, maar zelfs gevaarlijk is. Dat mijn geest op een bepaalde manier gevormd is die u uiteraard als excentriek overkomt, daaruit mag niet geconcludeerd worden dat ik een ziekelijk plezier put uit dat absolute alleen zijn en uit die verwijdering van mijn moeder.
Ik zei u al daarnet dat ik vroeg oud kan worden, maar er is nog erger. Één van ons kan sterven, en echt het is zeer pijnlijk te denken dat we blootgesteld zijn aan het kunnen sterven zonder dat we elkaar nog zien. U weet wat een hekel ik heb aan iedere vorm van gewichtigheid. Ik ken mijn fouten jegens u, en iedere keer dat ik iets heel heftig voel, ben ik zo bang dat ik me te overdreven uitdruk dat ik mezelf dwing om dat dan zo koel als ik kan te zeggen.
U vergist u zich dus niet wanneer u denkt dat er onder mijn woorden ook enige vorm van warmte zit en een intens verlangen, die ik er misschien niet in zijn geheel inleg door mijn gewoonte me over het algemeen in te houden. Maar voor alles, zoals ik daarnet al zei, sta me het volgende toe: zou u mij de rest geven, dat wil zeggen een materiële voldoening, dan zou ik niet eens volledig tevreden zijn.
Ik ben al een hele tijd nogal ziek van lichaam en geest, en ik wil alles, alles in één keer, een complete verjonging, een onmiddellijke voldoening van lichaam en geest. De jaren stapelen zich op zonder het één noch het ander, en dat is echt veel te zwaar.

    Ancelle zal u over mijn wens praten, sterker nog, over mijn vaste besluit me definitief te vestigen in een woning die ik al twee maanden geleden heb uitgekozen.
Zo zal ik dus al bijna bij het intrekken al een huur te betalen hebben, immers de woning wordt al twee en een halve maand vastgehouden, en ik heb er niet in kunnen wonen, uit gebrek aan geld.

    Ik ben het leven van de gaarkeuken en het gemeubileerd hotel meer dan zat. Dat doodt me en vergiftigt me.
Ik weet echt niet hoe ik dat heb kunnen doorstaan.

    Ik ben de verkoudheden en de migraine zat, en de koortsen, maar vooral de verplichting twee maal per dag naar buiten te moeten, en de sneeuw, de modder, en de regen.
Dat zeg ik steeds tegen hem, maar hij wil uw toestemming voordat hij mijn wens inwilligt.

    Het ontbreekt me aan alles, het gaat dus om een opoffering of voorschot dat veel groter is dan gewoonlijk. Maar ik zal er dan ook enorme voordelen aan overhouden, en bijna onmiddellijk. Ten eerste al geen tijdverlies meer.
Daar zit mijn wond, mijn grote wond. Want er bestaat nog een ergere toestand dan die van lichamelijke pijnen, dat is de angst om in dit vreselijke leven vol schokken het prachtige poëtische talent te zien slijten en afglijden en te zien verdwijnen, en de duidelijkheid van ideeën, en de kracht van mijn hoop die in werkelijkheid mijn kapitaal vormen.

    Lieve moeder, u weet zo vreselijk weinig af van hoe het is om het leven van een poëet te leiden, dat u vast niet veel van dit argument zult begrijpen.
En toch zit daar mijn voornaamste angst; ik wil niet onbekend creperen, ik wil niet de ouderdom zien komen zonder een geregeld leven, NOOIT zal ik me daarbij neerleggen.
En ik denk dat ik zelf als mens heel kostbaar ben, ik zeg niet dat het meer waard is als een ander, maar voldoende kostbaar voor mezelf.

    Om terug te komen op mijn verhuizing, ik moet van alles hebben: meubels, linnengoed, kleding, zelfs pannen, matrassen, en mijn boeken die bij verschillende boekbinders liggen, ik moet alles hebben, alles en meteen.
Ancelle kan zich niet met zulke gecompliceerde dingen bezighouden, dat heb ik tegen hem gezegd. Trouwens alle uitgaven hebben met elkaar te maken.
Mijn verhuizing hangt af van de mogelijkheid om gelijk te vertrekken van de plek waar ik nu zit.
Mijn rust hangt af van het volledige karakter van deze verhuizing. Sommige van deze voorwerpen zijn al besteld. Over drie dagen is alles voorbij. Omdat ik morgen moet vertrekken uit de rue de Seine, of dat ik er al mijn spullen achterlaat (en het boek waarmee ik bezig ben? En de drukker! En de boekhandelaar!).
Als we aannemen dat ik het geld vandaag al krijg, dan zal ik twee of drie dagen op de grond moeten slapen, en dan zal ik werken waar ik kan. Want ik mag er niet mee ophouden.

    Ik heb deze woning genomen in de wijk van de boulevard du Temple, rue d’Angoulême 18. Het huis is mooi en vooral erg rustig, ik ga dus als een eerlijk man wonen, eindelijk!
Zoals ik u al zei, zal dat een echte verjonging zijn, ik heb een leven nodig dat volkomen heimelijk is, met volledige kuisheid en soberheid.

    Mijn twee boeken gaan eindelijk binnenkort uitkomen, en in het nieuwe jaar, door La Revue des Deux Mondes, en door Ancelle zal ik redelijk kunnen leven. Ik ben daar niet ongerust over.
Eindelijk een eigen huis. U hoeft voortaan niet meer vergelijkbare lastigheden te ondergaan. Daar zal geen reden meer voor zijn.
Ik heb alle voorzorgsmaatregelen genomen om deze nieuwe verhuizing te beschermen tegen alle soorten van ongeluk.

    Ah! Mijn hemel! Ik vergat het bedrag te noemen. Met 1500 frank zal alles in drie dagen gedaan zijn. Het leven van een poëet is dat toch wel waard op zijn minst: het is niet meer noch minder.
Ik heb het vijftig keer berekend en berekend. Het is weinig, maar het is net genoeg. Ik heb er heel erg op aangedrongen bij Ancelle dat hij me geen problemen gaat bezorgen met zijn ingehouden karakter, zijn angsten, en weer manieren gaat verzinnen om me dat geld in een paar keer te willen gaan geven, waardoor het al zijn waarde en nut verliest.
Ik moet het allemaal zo snel doen, zo snel!
Daarbij, zoals ik het u al eerder zei, al die uitgaven zijn nauw met elkaar verbonden, als een reeks opeenvolgende handelingen. Voor wat betreft de zo eenvoudige kwestie van eigenliefde en fatsoen, dat is overduidelijk.

    Wanneer ik denk aan alles wat ik verplicht moet uitgeven, nutteloos, onvermijdelijk, zonder plezier, zonder er van te profiteren, radeloos word ik er van.
Ik heb net zitten tellen wat ik allemaal heb ontvangen van u, van Ancelle, van Le Pays, van de boekhandel Lévy, dit jaar; enorm veel, maar ik heb als een wild dier geleefd, als een natte hond. En dat zal eeuwig duren, totdat mijn verbeeldingskracht gelijk met mijn gezondheid weg zal sterven, of ik moet onmiddellijk dat grote besluit in kwestie nemen.

    Ik zei vanochtend nog iets tegen Ancelle dat ik nogal redelijk vind. Ik zei tegen hem: zou u liever hebben dat ik hetzelfde ga doen als zoveel schrijvers doen, die minder trots zijn dan ik, en wat ik nog nooit bij geen enkel ministerie heb gedaan, bij geen enkele regering? Geld aan een minister vragen verafschuw ik, en toch wordt dat bijna overal gedaan, daar zijn fondsen voor.
Maar ik heb altijd een trots gehad en ik ben altijd verstandig geweest waardoor ik altijd ver van die middelen ben afgedreven.
Mijn naam zal nooit verschijnen in die vreselijke paperassen van een regering.
Ik ben nog liever geld schuldig aan alle anderen. Ik maak liever ruzie met u, en kwel liever mijn moeder, hoe vervelend dat ook is.

    U zult het hopelijk niet erg vinden dat u mijn boek na alle anderen pas ontvangt.
Ik wilde u namelijk een mooie uitvoering geven. En ik zal een speciale oplage van drie exemplaren laten maken.

    Wat mijn literaire plannen betreft, - maar dat interesseert u ook zo weinig – daar zal ik u een andere keer over vertellen. Trouwens voor het nieuwe jaar zijn het dezelfde plannen als voor het jaar dat net is afgelopen, en mijn vreselijke leven heeft er voor gezorgd dat ik die niet uit kon voeren.
– Een boek met kritieken, (af) , poésies (af), en bijna verkocht, - een roman en een groot toneelstuk. – Veel liefs – ik zeg niet: alstublieft, - ik zal u zeggen: wees een beetje moedig en heb vertrouwen.

Charles.

Morgen moet ik hier weg. Ik had vandaag mijn wijk al uit moeten zijn.

    In totaal, alles welbeschouwd, heb ik mijnheer Ancelle zo weinige keren dingen verzwegen van mijn leven, dat ik dacht dat het goed zou zijn als ik hem deze brief zou geven, voordat ik hem die zou geven en hij hem aan u zou geven. Ik ga er van uit dat u geen enkele reden heeft om iets beledigends te zien in deze manier van doen.
Hij heeft me erop gewezen dat mijn vurige wens die ik u kenbaar had gemaakt om u weer te zien, misschien niet van voldoende excuses was vergezeld. Maar die spijt, die excuses, dat laat zich toch wel raden, dat is toch zo te zien, die heb ik u al twee maal kenbaar gemaakt in twee brieven die u niet gelezen heeft.
Er zijn dingen die je zichtbaar kunt denken bij wijze van spreken.
Zou u dan dus kunnen veronderstellen dat ik blij was dat ik u beledigd had, en dat ik het werkelijk onware beeld dat u van me had erger had gemaakt?
Ik vraag het u met klem opnieuw, wees gul, en u zult er tevreden over zijn. Wie zal ons verhinderen, als ik eenmaal een geregeld leven zal leiden, om elkaar minstens een keer per week te ontmoeten?
  Op deze manier kan ik u op de hoogte houden van mijn leven, en dankzij de nieuwe welwillendheid die ik aan Ancelle ga vragen, zal er geen sprake meer zijn van roerigheid.

  Inhoudsopgave     Volgende brief