Correspondentie Baudelaire, aan Mme Aupick. Parijs, 9 februari 1857.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, maandag 9 februari 1857.

 

Lieve moeder,

    Ik krijg zojuist uw brief om drie uur precies, en ik schrijf u gelijk terug.

    Ik verwachtte eerst dat u radicaal zou weigeren u ermee te bemoeien.
Dus, nu ben ik niet teveel verdwaald. Dat God me een inspiratie moge ingeven om die 500 frank bij elkaar te krijgen die ik vanochtend al nodig had!

    Het is heel nutteloos om Ancelle te schrijven. U weet toch wel dat hij te dom is om helemaal uit zichzelf een daad van verstand uit te voeren? En dus kon ik niets meer naar hem sturen zonder uw toestemming.
Die arme man heeft me volledig geruïneerd, zonder het te weten, mijn geld en mijn tijd heeft hij geruïneerd. Hij zal nooit weten hoe groot de schadevergoeding is die hij me schuldig is.

    En u lieve moeder, ik moet u bekennen dat ik niets van uw brief heb begrepen, helemaal niets, behalve dan dat er wanorde gerepareerd moet worden, - dat weet ik zelf ook.
Ik leef in een vreselijke eenzaamheid, in constante angsten, en dan stuurt u me beledigingen.
– In werkelijkheid is dat teveel.
– We zeggen rustig nee, en dan praten we weer over iets anders.

    Wat heel grappig is, is dat ik niet een gunst verwachtte van het genre dat ik had gevraagd (ik voelde al aan dat u er niets van begrijpen zou, ik wed dat u mijn brieven net zo min begrijpt als ik de uwe), ik verwachtte, zei ik, een paar complimentjes, of op zijn minst een felicitatie voor mijn moed en mijn actieve werkhouding, die zoveel vernederingen, beledigingen, onrecht hebben overleefd, die van mij een martelaar hebben gemaakt, de vreemdste martelaar van heel Parijs misschien.
Ik had ook enkele lieve woordjes verwacht en een beetje aanmoediging. Maar niets van dat alles, niets.
– Echt, om het kort samen te vatten, het is onmogelijk voor me, het is altijd onmogelijk voor me geweest om te raden waarmee uw hersenen zich voedden, onmogelijk om te raden in wat voor ruimte u leefde. U geeft me soms zulke symptomen van starheid en koppigheid in hele kleine dingetjes, dat ik, in plaats van er woedend over te worden, me op zulke momenten helemaal ontdaan voel, en helemaal bereid om u dan maar alles te vergeven.

    Ik weet hoe gekwetst u zich gaat voelen door deze laatste zinnen.
U begrijpt ze niet, en u zult zich beledigd voelen. En toch, ik zweer u dat ik uw affectie ken, dat ik uw toewijding ken, dat ik weet dat ik me jegens u moet kwijtschelden van een enorme toewijdingschuld. Maar, grote God! Wat is uw affectie onhandig en gevaarlijk!

    Maar de waarheid moet af en toe eens uitbarsten, en echt het is te zwaar om pakken met beledigingen te krijgen (ja, het zijn beledigingen) op de moeilijkste momenten.

    En, wanneer men de pech heeft om schulden te maken, dan groeien die alleen maar, en alle uitgaven groeien ook, zonder dat ook maar iets die betreurenswaardige beweging kan stoppen.
Dat is een banale waarheid die alle ongelukkige mensen die schulden hebben gemaakt kennen. En ik weet dat zolang ze niet helemaal zijn afbetaald ik in de hel zal leven.
Dat is uw schuld, en ik houd daarom niet minder van u.

    Ik smeek u, als u wat bitterheid in deze brief mocht ontwaren, om te doen wat u kunt om dat te vergeven.
Dat zal niet moeilijk zijn voor u, als u denkt aan wat ik allemaal moet doorstaan en dat al zo lang duurt.

    Ik wil Ancelle niet zien. Al onze zaken worden per brief geregeld. Zo hoeft u hem ook niet te steunen, hij wordt immers niet aangevallen.
U begrijpt toch wel dat die imbeciel teveel van mijn tijd en van mijn zenuwen heeft gevergd, dat ik wil sparen wat er nog van over is.

    En om te beginnen, ga ik hem eenvoudigweg schrijven dat ik, omdat ik 1500 frank bij hem wil laten dit jaar, en van hem 430 frank heb gehad, plus 120 frank die hij voor mij heeft betaald, dat ik hem wil vragen op welke dag van welke maand  het hem uitkomt om mij het verschil te sturen, dat wil zeggen 350 frank.
Niets meer - en hij zal me niet zoals zijn gewoonte antwoorden.

    Ik omhels u met heel mijn hart, en ik verzoek u me te vertellen op welke dag u mij komt bezoeken.

    Die 50 frank (!) zijn moederlijk, maar die zakdoeken zijn een geniale daad.

Charles.

  Inhoudsopgave     Volgende brief