Correspondentie Baudelaire,aan Mme Aupick. Parijs, 26 december 1853.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, maandag 26 december 1853.

 

    Werkelijk, lieve moeder van me, het spijt me echt dat ik je zo van slag heb gebracht. Hoe kun jij wrede uitdrukkingen je nu zo aantrekken? Weet je dan niet dat ik het gewoon niet kan opbrengen om jouw totale waarde als moeder te ontkennen?
Ik ken je eigenlijk pas echt goed sinds mijn verstand sterker is geworden, dat wil zeggen sinds een paar jaar pas. Maar mijn karakter is tegelijkertijd ook verbitterd geworden, waardoor mijn taalgebruik soms slechter is.

    Dan moet ik je nu verder nog bedanken maar ik moet je tegelijkertijd ook vertellen dat je me wel in de problemen brengt door geen precies bedrag door te geven aan mijnheer Ancelle.
Ik weet zeker dat je denkt dat mijn trieste verhaal een verzinsel is, een voorwendsel, - en misschien wel een overdrijving.
– Maar toch had ik er wel goed voor gezorgd dat die affaire over dat stuk grond voorrang zou krijgen op het vervullen van mijn meest dringende behoeften.

    Je zou wel een briefje per post moeten sturen naar mijnheer Ancelle.
Morgenochtend, dan ga ik hem schrijven, omdat ik er zelf niet naartoe wil en kan gaan, dan zou ik hem kunnen verzekeren dat hij nog een briefje van jou krijgt in de loop van de dag.

Duizend maal dank voor de rest.

Charles.

  Inhoudsopgave     Volgende brief