Correspondentie Baudelaire, aan madame Aupick, Parijs, vrijdag 18 november 1853.

Charles Baudelaire
CORRESPONDENTIE
Tweede deel volwassen periode

Vertalingen Vivienne Stringa.

AAN MADAME AUPICK
Parijs, vrijdag 18 november 1853.

 

Lieve moeder,

    Eergisteren moest ik naar een begrafenis van iemand. Ik heb alles gegeven wat ik had, maar de kosten zijn gestegen tot 140 frank waarover ik nog 60 frank moet betalen die ik beloofd heb over twee dagen te betalen, dat wil zeggen morgen.
Je zult toch zeker wel aannemen dat ik voordat ik aan jou dacht eerst aan iedereen heb gedacht – Voor geen goud in de wereld zou ik voor het einde van de maand naar mijnheer Ancelle gaan – En alsjeblieft, schrijf me geen woorden als: Werkelijk, Charles, je maakt me diep bedroefd,  etc… of Wanneer men zegt een geordend man te zijn, dan heeft men altijd voldoende geld in huis om dergelijke dingen te kunnen betalen….
OFWEL JE WEIGERT HET GEWOON, OF JE STUURT ME HET GELD.

Ik kan het je niet voor het einde van de maand teruggeven, maar aan het einde van de maand wel, dat is zeker.
En ik wil ook niet dat je me schrijft om met me te spotten over deze pretentie.

    Ik hoefde je lange brief niet te lezen om te weten wat er in stond.
Daarbij, ik had zelf al de beslissing genomen die jij me oplegt.

    Wat mijn leven betreft, niets nieuws.

    Mijn fragmenten zijn in Le Paris verschenen.

    De anderen komen in Le Moniteur te staan.

    Mijn gedichten, of tenminste een paar daarvan komen misschien in de nieuwe krant van Dumas.

    Er is afgesproken tussen mijnheer Ancelle en mij dat ik maar 100 frank van hem krijg gedurende een paar maanden.

    Kom maar niet naar me toe, want ik ben echt te verdrietig, heb teveel problemen, en ik heb een te slecht humeur.
– Misschien de volgende maand, dat ik dan dat humeur een beetje zie opklaren.

Charles.

  Inhoudsopgave     Volgende brief